moest worden geacht voor in normale omstandigheden verkerende scholen. Dit overleg vond meestal plaats, nadat de schoolbesturen in de gelegenheid werden gesteld terzake hun begrotingen van uitgaven op te stellen. De praktijk heeft bewezen dat zulks goed funktioneerdeOmdat de schoolbesturen namelijk steeds het door hen nodig geachte budget ter beschikking kregen om van hun kant het onderwijs aan de scholen zo optimaal mogelijk te laten verzorgen, werd vanuit gemeentelijk standpunt bezien voorkomen, dat zónder enig vergelijkingsmate riaal een bedrag per leerling zou worden vastgesteld, dat wellicht aanzienlijk hoger zou zijn dan datgene wat voor de redelijke behoefte van in normale om standigheden verkerende scholen voldoende moest worden geacht. Onnodige extra reserveringen door de scholen, die hiervan het gevolg hadden kunnen zijn - niet medegerekend de wettelijk toegestane reservevormingen - zijn hierdoor achterwege kunnen blijven. Ons College heeft ook voor dit jaar de schoolbesturen der bijzon dere scholen te Ulvenhout en Bavel uitgenodigd om, onafhankelijk van de be cijfering der exploitatiekosten van de openbare basisschool, hun begrotingen over te leggen, houdende de vermoedelijke uitgaven op de posten, zoals be doeld in artikel 55 der Lager-onderwijswet 1920. De beide schoolbesturen hebben in hun gezamenlijk schrijven van 19 november 1975 hun begrotingen overgelegd. Voor de onder hun besturen staande bijzondere scholen komen zij tot de konklusie, dat voor 1976 een bedrag per leerling van 291,64 voldoende is om het onderwijs goed te kunnen laten verlopen. Genoemd bedrag van 291,64 hebben wij moeten korrigeren, aangezien ten onrechte werd uitgegaan van het vermoedelijk gemiddelde aantal leerlingen in 1976, terwijl het gemiddelde aantal leerlingen over het vooraf gaande jaar, in casu 1975, bepalend is. Aldus herberekend komt het bedrag per leerling uit op 289,69. Wij achten het verschil tussen laatstgenoemd bedrag per leerling en het voor de openbare school berekende bedrag per leerling, in totaal 27,87, van een zodanige omvang dat er onzes inziens sprake van is, dat de openbare basisschool in bijzondere omstandigheden verkeert, omdat tengevolge van het geringe aantal leerlingen het voor die school becijferde bedrag per leerling aanzienlijk afwijkt van het bedrag dat voldoende moet worden geacht voor de redelijke behoeften van een in normale omstandigheden verkerende school. Nog afgezien echter van dit vrij aanzienlijke verschil is het, naar het ons voorkomt, belangrijk voor Uw Raad om te weten dat de schoolbesturen van de bijzondere scholen hebben verklaard met het (herberekende)bedrag per leerling ad 289,69 voor 1976 goed te kunnen volstaan. De commissie van advies en bijstand voor het Onderwijs hebben wij hierover gehoord. Zij is unaniem met het onderhavige voorstel akkoord gegaan. Haar advies is voor U ter inzage gelegd. Resumerende stellen wij U voor, met achterwege lating van de vast stelling van het bedrag per leerling op grond van artikel 55 bis der Lager- onderwijswet 1920, ten aanzien van de openbare basisschool "De Klokkebei" te Ulvenhout, zijnde een school die in bijzondere omstandigheden verkeert, met toepassing van artikel 55 quater, le lid, der Lager-onderwijswet 1920, een verzoek te richten tot de Minister van Onderwijs en Wetenschappen om de kosten van deze school buiten aanmerking te laten bij de vaststelling van het bedrag, bedoeld in artikel 55 ter, le lid, onder a, alsmede het aantal leerlingen dezer school niet te laten meetellen bij de vaststelling van de bedragen, bedoeld in artikel 55 ter, le lid, onder b en 2e lid, onder 3 Een ontwerp-verzoekschrift aan de Minister, alsmede de daarbij te voegen bijlagen, zijn ter vaststelling voor U ter visie gelegd. Een koncept begrotingswijziging, inhoudende een aanpassing van de posten exploitatie-uitgaven openbare school in de gemeentebegroting 1976, gaat ter vaststelling hierbij.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Nieuw-Ginneken - Notulen en bijlagen van de gemeenteraad | 1976 | | pagina 35