5 - er moeten opsluitbanden gemaakt worden, dus een konstruktie die waarborgt dat het toekomstig onderhoud veel minder zal zijn. De Heer PAULUSSEN verklaart, mede namens zijn fraktiegenoot de Heer van der Westerlaken, dat hij geacht wil worden tégen dit voorstel van Burgemeester en Wethouders te hebben gestemd. De Heer PEGEL vraagt, of hij nu stemt tégen de verbreding van 4^ naar 5m en de verzwaring van de toplaag; in de oktobervergadering heeft de fraktie Leef baarheid immers zich vóór de rekonstruktie uitgesproken. De Heer PAULUSSEN verklaart óók bezwaar te hebben tegen de rekonstruk tie op zichzelf. De VOORZITTER konstateert, dat de fraktie Paulussen dus terug komt op haar standpunt tijdens de oktobervergadering en bovendien op haar standpunt als lid van de Commissie Ruimtelijke Ordening en van de Commissie Financiën. De Heer PAULUSSEN bevestigt dit. Zonder hoofdelijke stemming wordt hierna besloten overeenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders, met dien verstande, dat de Heren Paulussen en van der Westerlaken geacht willen worden te hebben tegengestemd. Hierna schorst de VOORZITTER de vergadering. Na ongeveer 20 minuten wordt de vergadering voortgezet met 9. VOORSTEL TOT TOEPASSING VAN ARTIKEL 55QUATER DER LAGER ONDERWIJSWET 1920 VOOR DE OPENBARE BASISSCHOOL "DE KLOKKEBEITE ULVENHOUT Zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming wordt besloten, zoals op de agenda voorgesteld. De VOORZITTER merkt in aansluiting hierop nog op, dat de vorige week een artikeltje in Dagblad De Stem heeft gestaan, dat misverstand zou kunnen teweeg brengen. Er is nog helemaal geen beslissing gevallen over de plaats waar in de toe komst openbaar onderwijs zal worden gegeven. De indruk wordt gewekt, dat deze aan gelegenheid reeds beklonken is en dat de keuze gevallen is op 1t Weitje. De zaak is nog helemaal open. Naar aanleiding van het rapport van de Commissie Berger is toen wel gekonkludeerd, dat in de toekomst op 3 plaatsen, niet op 4, volwaardig onderwijs gegeven zou moeten worden. Eén van deze 3 wordt dan de openbare school. 10. VOORSTEL TOT VASTSTELLING VAN HET BEDRAG PER LEERLING VOOR HET JAAR 1976, INGEVOLGE ARTIKEL 101, 5E LID, DER LAGER ONDERWIJSWET 1920 De Heer VERKOOIJEN merkt op, dat als de Minister het verzoek om toe passing van artikel 55quater afwijst, het bedrag per leerling nog stijgt van 289, tot 317,De basisscholen krijgen dan een aanzienlijke na-uitkering. Wordt dat bedrag gereserveerd De VOORZITTER antwoordt, dat wanneer die situatie zich voordoet, de bijzondere schoolbesturen inderdaad een na-uitkering krijgen, die ze in feite niet nodig hebben. Het lijkt redelijk, dat dan in overleg met de bijzondere schoolbesturen tot afspraken gekomen kan worden over de bestemming van dat geld; wellicht komt het dan tot vorming van bestemmingsreserves. Zonder hoofdelijke stemming wordt hierna besloten, zoals op de agenda voorgesteld. 11. VOORSTEL OM VOOR REKENING VAN DE GEMEENTE TE NEMEN DE KOSTEN, VERBONDEN AAN HET VERVOER PER BUS NAAR DE GYMNASTIEKAKKOMMODATIE "JEUGDLAND" VAN DE LEERLINGEN DER LEERJAREN 1 EN 2 VAN DE BASISSCHOLEN TE ULVENHOUT De Heer VAN DER WESTERLAKEN zegt het eens te zijn met de Inespekteur van het Lager Onderwijs, dat de afstand niet onoverkomelijk is om te voet te gaan.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Nieuw-Ginneken - Notulen en bijlagen van de gemeenteraad | 1976 | | pagina 44