-2-
Door appellant wordt te dezer zake aangevoerd, dat wij in principe
medewerking aan zijn bouwplan hebben willen verlenen en dat er van gemeente
wege geen bezwaren bestonden tegen het verlenen van een bouwvergunning.
Appellant konkludeert hieruit, dat het weigeren van de bouwver
gunning slechts is gebaseerd op het weigeren van de verklaringen van geen
bezwaar door Gedeputeerde Staten.
De door Gedeputeerde Staten aangevoerde argumenten komen appellant
echter onbegrijpelijk voor, daar deze ten dele als niet ter zake dienend en
ten dele als niet stukhoudend moeten worden aangemerkt.
Door appellant wordt aangevoerd, dat zijn zoon, voor wie de bouw
vergunning is aangevraagd, op 30 juni 1940 in de gemeente Ginneken en Bavel
werd geboren en na zijn huwelijk in verband met zijn werkzaamheden tijdelijk
naar Groningen is vertrokken.
Wij zijn met appellant van mening, dat door Gedeputeerde Staten
ten aanzien van de weigering van de verklaringen van geen bezwaar weinig
steekhoudende argumenten zijn gehanteerd.
Het feit doet zich evenwel voor, dat, bij weigering van de afgifte
van voornoemde verklaringen van geen bezwaar, de voorschriften van bestem
mingsplan "Uitbreidingsplan in Hoofdzaak 1948" van toepassing zijn. Bij
toetsing van de bouwaanvraag aan de voorschriften van voornoemd bestemmings
plan, blijkt dat het bouwplan niet kan worden aangemerkt als behorende bij
een agrarisch bedrijf, hetgeen impliceert, dat een bouwaanvraag op grond van
artikel 48, lid 1, sub b, van de Woningwet moet worden geweigerd.
In verband met het bovenstaande kunnen wij U slechts voorstellen
te besluiten het beroepschrift van de Heer A.A.L.J. Stulemeijer ongegrond
te verklaren.
Wij zullen omtrent het bouwplan echter opnieuw kontakt opnemen
met de betreffende provinciale instanties, om deze te bewegen alsnog een
verklaring van geen bezwaar af te geven. Indien hiervoor medewerking zou
kunnen worden verkregen, zal een nieuwe formele bouwaanvragen moeten worden
ingediend.
Het beroepschrift van de Heer Stulemeijer, het weigeringsbesluit
van ons college d.d. 14 januari 1976, de brief van Gedeputeerde Staten d.d.
10 december 1975, een exemplaar van de bouwaanvraag d.d. 24 februari 1975,
alsmede het voorbereidingsbesluit d.d. 12 februari 1975 met het daarbij be-
horende raadsvoorstel, zijn in het agendadossier ter inzage gelegd.
BURGEMEESTER EN WETHOUDERS VAN NIEUW-GINNEKEN,
De Secretaris, De Burgemeester,
Th. Bossink. M. van de Ven.