Inderdaad, aldus de VOORZITTER tegen de Heer Berger, kan gesproken worden
van een zekere eenduidigheid als men ziet naar de veronderstellingen, waarvan de nota
uitgaat. Het College ziet niet. goed hoe ar in de huidige situatie een tweeduidigheid
in aangebracht zou kunnen worden.
De Heer PAULUSSEN heeft nog gevraagd welke maatregelen het College denkt
te nemen om het rekreatie-objekt funktioneel te maken voor de eigen streek en niet te
laten funktioneren voor de gebieden daarbuiten.
De VOORZITTER zegt, dat hierover overleg plaatsvindt met de gemeente Breda.
Privaatrechtelijk is het gebied van de Galderse Meren eigendom van de gemeente Breda,
publiekrechtelijk valt het grotendeels onder Nieuw-GinnekenEr is een overlegsituatie
gekreëerd met Breda op ambtelijk en op bestuurlijk niveau en uit dat overleg zal moe
ten blijken welke richting ingeslagen wordt. Nieuw-Ginneken geeft daarbij het boven
vermelde standpunt weer alleen maar dagrekreatie voor de regionale behoefte. Komen
er verbindingswegen met de grote rijkswegen, dan wordt een belangrijk rekreatieverkeer
aangezogen. Worden die wegen niet aangelegd, dan zal een aantal mensen uit de Randstad
toch komen en dan worden de wegen in de gemeente weer zwaarder belast.
Ten aanzien van de waarschuwing tegen eventuele annexatieplannen, merkt de
VOORZITTER op, dat het College net géén goede zaak vindt als er inderdaad 10.000 wo
ningen extra gebouwd zouden moeten worden voor de overflow van de Randstad. Dit pro
bleem is aangesneden binnen de commissie Ruimtelijke Ordening van het Stadsgewest en
die commissie prepareert op het ogenblik een standpunt ten behoeve van het Dagelijks
Bestuur van het Stadsgewest. Dit wordt dus een stadsgewestelijke aangelegenheid.
De Heer BERGER dankt de voorzitter hartelijk voor de nadere toelichting
voor de keuze van de uitgangspunten. Deze toelichting bracht argumenten voor de uit
gangspunten, die aan de Raad grotendeels niet onbekend waren, maar die de Heer Berger
in de nota niet had teruggevonden. Wat de eenduidigheid betreft, zegt de Heer BERGER
begrepen te hebben, dat er toch nog wel alternatieve mogelijkheden zijn, zowel voor
Galder als voor Ulvenhout. Hij meent, dat een eerste vraag zou kunnen zijn Wil
Nieuw-Ginneken nog groeien en zo ja, waarom Dat "waarom" is in de nota beantwoord
met een verwijzing naar de noodzakelijke huisvestingsbehoeften van de autochtonen. Hij
kan zich voorstellen, dat dit een zwaarwegend argument is als het gaat voor oplossinger.
rond de eigen woonkern, dus rond Galder, rond Bavel, rond Ulvenhout. Maar er van uit
gaande, dat er voor Galder en Ulvenhout geen mogelijkheden zijn, rijst de vraag
moeten dan alle autochtonen zich vestigen in Bavel De Heer BERGER wijst er op, dat
in het afgelopen tijdvak van de "emigranten" uit Galder/Strijbeek slechts 20% is te
rechtgekomen in Ulvenhout, waar toen toch ruime mogelijkheden waren. Het is niet ge
ring, zo'n 1.300 woningen voor Bavel te plannen. De Heer BERGER zegt, dat hem niet
bekend is hoe zwaar het probleem van de ekonomisch gebondenen weegt of dat van de
"spijtoptanten"; daarover zijn geen cijfers bekend. Wel kan hij instemmen met het
behoud van een bufferzöne tussen de uitbreiding van Bavel en de daar gedachte toekom
stige Bredase woonwijk.
De Heer PAULUSSEN wil er nog op wijzen, dat het ontstaan van de Galderse
Meren hoofdzakelijk een gevolg is geweest van de aanleg van rijksweg 58. Daarom meent
hij te mogen stellen, dat Rijkswaterstaat mede verantwoordelijk is voor de toename
van de verkeersdrukte in zo'n rekreatiegebied. Hij wil in overweging geven een garan
tie te verkrijgen, dat te zijner tijd, wanneer die verkeersdrukte inderdaad is toe
genomen, Rijkswaterstaat alsnog kan zorgen voor adekwate verkeersvoorzieningen. Dit
zal geen eenvoudige zaak zijn, maar het zou nu in de ontwerpplannen reeds ingebouwd
kunnen worden. Daarop aansluitend wil hij nog de vraag stellen, hoe de gemeente zich
mag en kan onttrekken aan de sociale verantwoordelijkheid tegenover de randstede
lingen, die ook graag in dit gebied«gaan rekreëren, domweg door gebrek aan rekreatie-
mogelijkheden in eigen omgeving.
De Heer J.H. VAN GILS zegt wel wat gerustgesteld te zijn door de uiteen
zetting van de voorzitter. Hij heeft begrepen, dat de zaken bespreekbaar blijven,
ook wat Galder en Ulvenhout betreft. Overigens meent hij, dat de bouw in Bavel waar
schijnlijk niet zo'n vaart zal lopen. Volgens E.T.I.N.-gegevens komen er tussen nu
en 1990 ongeveer 1.500 inwoners bij. Dat zou neerkomen op 500 a 600 woningen. Wanneer
men dan optelt de aantallen woningen, die gebouwd kunnen worden in Beekhoek I een II,
Eikberg en de Bunder (ongeveer 1.100 woningen), dan lijkt het hem, dat het probleem
niet zo groot zal zijn als h£t nu lijkt.