-6-
6. VOORSTEL TOT HET VERLENEN VAN EEN GARANTIESUBSIDIE TER GELEGENHEID VAN DE FESTI-
VITEITEN "BAVEL ANNO 1920":
De Heer VAN DER WESTERLAKEN zegt het met het voorstel wel eens te kun
nen zijn. Maar hij vraagt zich toch af of hier geen addertje onder het gras zit:
wordt hier geen precedent geschapen Misschien komt er straks nog een dorpsfeest in
Ulvenhout en een in Galder Welke gedragslijn moet hier gevolgd worden
De Heer PLATZBEECKER zegt dat hij de zorg van de Heer v.d. Westerlaken
niet deelt. Als iets goed voorbereid wordt is het helemaal geen probleem. Hij felici
teert Bavel met dit initiatief.
De VOORZITTER wijst er op dat van precedent zeker geen sprake is. Bij
de Hubertusfeesten in Ulvenhout staat de gemeente ook garant.
In het ergste geval kost het de gemeente 1.000,-- subsidie. Er zijn bepaald geen
grote risico's dat de kosten de pan uit zullen rijzen.
Zonder hoofdelijke stemming wordt besloten zoals op de aqenda voorgesteld.
7. VOORSTEL TOT HET VASTSTELLEN VAN DE "SUBSIDIEVERORDENING NIEUW-GINNEKEN 1977"
De Heer PEGEL zegt in de eerste plaats zijn compliment te willen maken
aan het adres van degenen die de subsidieverordening met bijbehorende stukken hebben
opgesteld. Het is een goed stuk werk en een duidelijk stuk werk. Hij zegt blij te
zijn dat deze verordening de vorige keer werd aangehouden, waardoor er meer tijd was
dit pittige stuk grondig door te nemen.
Een enkele opmerking zou hij nog wel willen maken.
Een "subsidie" wordt gedefinieerd als zijnde een geldelijke bijdrage vanwege de ge
meente die ten behoeve moet zijn van instellingen voor het verrichten van aktivitei-
ten in het belang van de plaatselijke gemeenschap. Hieraan zou eigenlijk toegevoegd
moeten worden: "indien de gemeente deze niet zelf ter hand neemt".
De Heer PEGEL meent nldat het geen zin heeft dingen die de gemeente zelf al doet
nog eens te gaan subsidiëren.
Op bladzijde 3 van de nota staat verder dat het plaatselijk belangenaspect datgene is
wat door het subsidieverlenend orgaan als zodanig wordt beschouwd. De Heer PEGEL meent
dat hieraan toegevoegd moet worden: "maar niet achter hoeft te staan".
Ook dingen die we misschien niet zouden willen zouden wel gesubsidieerd kunnen worden.
Hierbij denkt hij aan een actiecomité of iets dergelijks.
Op bladzijde 4 is sprake van wijkwerk in gedepriveerde wijken. De Heer PEGEL zegt dit
een erg mooi woord te vinden, maar hij zou graag weten wat dit betekent.
Op bladzijde 5 wordt gezegd "we zijn van mening dat de uitvoering van aktiviteiten
in het kader van het algemeen welzijn zoveel mogelijk dient te worden overgelaten aan
particuliere instellingen en organisaties. De Heer PEGEL zegt dit helemaal te kunnen
onderschrijven. Maar hij vraagt zich af in hoeverre dit in strijd zal zijn met de
Kaderwet Specificatie Welzijn die C.R.M. gaat uitbrengen of net uitgebracht heeft.
Verder is hij het eens met bladzijde 6, waar gezegd wordt dat niet de weg van een
recht op subsidie moet worden bewandeld, zodat aan verleende subsidies geen rechten
voor de toekomst ontleend kunnen worden. De vraag is in hoeverre dit wettelijk mo
gelijk is.
In de volgende alinea staat dan dat uitgegaan moet worden van de juiste bedrijfs
economische beginselen. De Heer PEGEL zegt benieuwd te zijn wat hiermede bedoeld
wordt
Verder zou hij nog graag iets horen over de filosofie die gevolgd zal worden ten aan
zien van de technieken en methoden van subsidiëring.
De Heer PAULUSSEN zegt eveneens de samenstellers van de nota te willen
complimenteren. Hij heeft een vraag ten aanzien van de verordening, op bladzijde 15
onder art. 3-1-3, waar wordt gesteld dat voor subsidie in aanmerking komende sport
verenigingen binnen de gemeente gevestigd moeten zijn en daar hun werkterrein moeten
hebben. Hij zou graag willen weten of dit alleen figuurlijk of ook letterlijk bedoeld
is.
De Heer H.M.C.J. VAN GILS zegt blij te zijn dat deze verordening na
een studie van zowat 1*5 jaar is totstand gekomen. Hij wijst er op dat meermalen het
begrip "minimale contributie" voorkomt, n.l. een bedrag van f 2,of 4,per