14. VOORSTEL TOT VASTSTELLING VAN HET BESTEMMINGSPLAN EIKBERG
De VOORZITTER wijst er op dat dit plan een lange procedure heeft
gekend, waarbij intensief overleg met de P.P.D. heeft plaatsgehad en waar
ook een procedure ontwikkeld is samen met de woningbouwvereniging en haar
architekt de stedebouwkundigeteneinde tot een nog beter plan te komen
dan er aanvankelijk al was. Met genoegen konstateert de VOORZITTER dat die
samenwerkingsvorm toch wel vrucht heeft afgeworpen. Het plan heeft de in
stemming van de P.P.D.hetgeen overigens niet betekent dat de goedkeuring van
Gedeputeerde Staten bij voorbaat vast staat. Er zijn bezwaren ingediend
tegen dit plan, hetgeen er mede toe geleid heeft dat de bouw van de woning
wetwoningen nog niet kon aanvangen. Eind februari wordt door de Provincie
een hoorzitting gehouden onder leiding van de Heer Siepman en daarna zullen
Gedeputeerde Staten zo snel mogelijk een beslissing nemen ten aanzien van de
aanvrage inzake de woningwetwoningen. Verwacht wordt dat in maart of april
de beslissing bekend zal worden, waarna met bekwame spoed met de bouw van
die 65 woningen begonnen zal kunnen worden.
De Heer H.M.C.J. VAN GILS merkt op dat er één detail in het plan
is waartegen toch nog wat bezwaren bestaan er is nog een woning blijven be
staan tegen de houtwal aan, achter het pand dat bewoond wordt door de Heer
Baan. De Heer VAN GILS pleit er voor dat hier géén woning komt en dat de
grond in handen blijft van de gemeente, of eventueel wel de grond tegen de
normale bouwprijs verkopen maar dan zonder dat er een woning gebouwd mag
worden
De Heer VAN DER WESTERLAKEN zegt ingenomen te zijn met het plan,
echter met hetzelfde voorbehoud ten aanzien van de houtwal.
De Heer VERKOOIJEN zegt dat zijn fraktie geen moeite heeft met dit
bestemmingsplan; aan de meeste bezwaren is tegemoetgekomen; enkele bezwaren
van persoonlijke aard zijn nog overgebleven. Het is altijd moeilijk om ieder
een tevreden te stellen.
De VOORZITTER antwoordt aan de Heer Vein Gils dat in eerste instan
tie op het bedoelde perceel twee woningen gepland waren. Omdat dan het zicht
op de houtwal voor een vrij groot gedeelte verloren zou gaan is aan het be
zwaar van de Heer Baan tegemoet gekomen door de bouwmogelijkheid te beperken
tot één woning. Dat is een tegemoetkoming die konsekwenties heeft voor de
exploitatie, maar het college meende toch dat de winst wat betreft het aan
zicht van de houtwal daar tegen opwoog. Ook de tweede woning niet bouwen
heeft echter nog verdergaande gevolgen voor de exploitatie. Er zou dan een
groenelement in dit plan aan de weg komen liggen, waarvan men kan vinden dat
het zó waardevol is dat ook dit opweegt tegen het verlies van de opbrengst
als bouwterrein. Het college heeft gemeend dit toch al te bereiken door de
bebouwing te halveren en daardoor de houtwal de volle ruimte te geven. Zou
eventueel ook de houtwal verkocht worden dan zou in de verkoopvoorwaarden
bedongen worden dat er niets mee mag gebeuren dan na overleg met de gemeente
d.w.z. dat die houtwal niet gerooid mag worden maar behouden blijft in het
geheel. In het bestemmingsplan is duidelijk vermeld de bestemming van groen
of houtwal, op dezelfde manier als aan de overkant van de straat. De VOORZITTER
meent, dat de suggestie van de Heer Van Gils nog eens door het college be
zien zou moeten worden, maar dat het aanbeveling verdient nu toch het bestem
mingsplan vast te stellen konform het voorstel. Wanneer het college zich over
de konsekwenties van het idee van de Heer Van Gils beraden heeft, kan een en
ander nader met de Raad besproken worden. Hierbij kan dan ook betrokken wor
den de gedachte de grond bijv. tegen de normale prijs te verkopen aan de aan
liggende eigenaar maar zonder de mogelijkheid er een woning op te bouwen.
Het college zal hierover ook overleg moeten plegen met de stedebouwkundige,
terwijl de nu geopperde gedachte eventueel ook ingebracht kan worden bij de
hoorzitting die door Gedeputeerde Staten eind februari gehouden wordt.
De Heer VAN DER WESTERLAKEN zegt hiermede akkoord te kunnen gaan,
mits het plan er niet door opgehouden wordt.