neert. Nooit zijn klachten vernomen over b.v. de afstand van het dorp of van
welke aard dan ook. In eerste instantie is contact gezocht met de eigenaren van
de aanliggende gronden. Staatsbosbeheer was echter niet bereid de nodige grond
te verkopen of te ruilen. Toen viel het oog op de grond waarvan nu voorgesteld
wordt die aan te kopen, een terrein van Breda dat al de bestemming sport en re
creatie heeft. Een groot voordeel is dat er planologisch geen nieuwe procedure
voor gevoerd behoeft te worden. Het ligt wel niet aansluitend aan Jeugdland maar
de afstand is dermate gering (n.l. op de kortste afstand slechts 80 meter) dat
dit geen onoverkomelijk bezwaar kan zijn. Staatsbosbeheer heeft gezegd: ontwikkel
eerst maar een bestemmingsplan, dan is er meer kans op succes. Als Nieuw-Ginneken
de grond van Breda kan kopen bestaat de gerechtvaardigde hoop dat Staatsbosbeheer
in ieder geval zal meewerken om een verbinding met Jeugdland tot stand te brengen.
Als de grond van Breda eenmaal verkregen is zal het College nagaan of ook de an
dere daar nog liggende grond in eigendom verworven kan worden. Dan zou daar een
totaalcomplex ontstaan wat in lengte van jaren voor Ulvenhout toereikend moet zijn.
Het College heeft de Vereniging van Nederlandse Gemeenten niet gevraagd een onder
zoek naar de terreinbehoefte te laten verrichten. In het rapport omtrent de infra
structuur van het Ontwikkelingsplan staat al een uitspraak van het ETIN met be
trekking tot de noodzaak om te komen tot een vergroting van het terreinbezit in
Ulvenhout. Er is een actuele vraag naar terreinen, er is een uitspraak van een
objectief orgaan als het ETIN, er is nu de mogelijkheid wat de grond betreft een
stap in de goede richting te zetten en dit alles was voor het College genoeg om
niet nog eens op een V.N.G.-onderzoek te wachten.
De gemeente kan niet gaan zitten wachten of iemand bereid is eens een hockeyclub
op te richten of een korfbalvereniging. Als echter hiertoe een particulier initia
tief komt moet de gemeente adequaat kunnen reageren.
Het initiatief van de fractie Leefbaarheid verdient alle lof. Het is een goede
zaak dat de raad of fracties uit de Raad aan het College ideeën toeschuiven. Zo'n
initiatief verdient dan ook zeker navolging. Maar in dit geval moet tegelijkertijd
geconstateerd worden dat het tijdstip van indienen zodanig was dat het College
daarop nauwelijks anders kon reageren dan het gedaan heeft. De gemeente Breda heeft
gevraagd of de Raad van Nieuw-Ginneken in déze vergadering een beslissing wil ne
men, dit met het oog op het tijdstip waarop de Raad van Breda hierover vergadert.
Het College heeft gemeend inderdaad aldus te moeten handelen en daarom ook is de
ze zaak misschien wat overhaast in beide Commissies aan de orde gesteld. Pas daags
voordat de Commissies vergaderden kwam n.l. het verzoek van Breda.
Een tweede reden van het College om niet in te gaan op het alternatief van de
fractie Leefbaarheid is dat het meent dat Jeugdland goed functioneert. Pas wanneer
aangetoond wordt dat Jeugdland slecht functioneert en dat uitbreiding een slechte
zaak zou zijn komt voor het College het moment uitbreiding van de gelegenheid tot
sportaccommodatie op een andere plaats te gaan zoeken.
Dit betekent niet een onderwaardering van het voorstel Leefbaarheid. Het idee zelf
is ongetwijfeld goed, maar om de aangegeven redenen meent het College er toch niet
op in te kunnen gaan.
Punt 10 van de koopakte vermeldt dat de gemeente Nieuw-Ginneken verplicht is om
in overleg met en met goedkeuring van Breda het verkochte voor sportdoeleinden in
te richten. De bedoeling daarvan is dat Breda toch nog een vinger in de pap heeft
en een waarschijnlijke reden is dat het een slechte zaak voor Breda zou zijn wan
neer daar een sporthal of tennishal zou worden ontwikkeld. Het is reëel te achten
dat Breda overleg wil over de inrichting van het terrein; het College meent dat dit
een acceptabele bepaling is.
Het open toelatingsbewijs ten aanzien van de tennissport staat los van déze voor
waarde, maar wordt door Breda wel beoogd.
De Heer PAULUSSEN haakt in op de opmerking van de VOORZITTER dat uitbrei
ding van Jeugdland voor het College een vanzelfsprekende zaak is. De Heer PAULUSSEN
wijst er op dat de bestaande gebouwen van Jeugdland niet of nauwelijks dienstig
kunnen zijn aan de voorgestelde uitbreiding omdat de afstanden te groot zijn.