Ziet men naar de huidige samenstelling van de gewestraad dan is dat beslist geen afspiegeling van de wijze waarop de Nederlandse bevolking haar stem heeft uitge bracht. De Heer PLATZBEECKER zou met nadruk willen adviseren een apart en dringend punt te maken van de wijze van verkiezing van de gewestraadsleden. Dit zou ele ment van nader onderzoek moeten vormen. Verder wil de Heer PLATZBEECKER zich concentreren op de bladzijden 9 en 10 van het rapport Stadsgewest op Koers, met name de punten 2.3 (acquisitie), 2.4 (bedrijfsterreinenbeleid) en 2.5 (regionaal-economisch plan) Toen eerder in deze vergadering gesproken werd over Bavel/Dorst heeft de Voor zitter gezegd dat de gemeente niet voornemens is een acquisitiebeleid te voeren. De Heer PLATZBEECKER meent nu dat de volgorde van vermelding in de nota voor ver betering vatbaar is. Men zou moeten beginnen met een regionaal-economisch plan uit te werken; dat is de basis om te kunnen komen tot een efficiënt bedrijfster- reinenbeleid en daarbij hoort dan onverbrekelijk een adequaat acquisitiebeleid. Het is van wezenlijk belang dat acquisitie op een zo hoog mogelijk en zo deskun dig mogelijk niveau gepleegd wordt, zeker tegen de achtergrond van de schrijnende behoefte aan werkgelegenheid in het gewest. De Heer VERKOOIJEN zegt het College te willen prijzen om de geweldige studie die het gemaakt heeft om tot deze 5 voorstellen te komen. Hij zegt van oor deel te zijn dat elke gemeente toch nog wel zijn eigen beleid moet kunnen uitstip pelen, zeker aangaande de structuurplannen en de bestemmingsplannen. Hij is er bang voor dat het Stadsgewest misschien de plaats zal innemen van de miniprovincie en dat daardoor de gemeente helemaal achteraan zou komen. Hij is er voor dat het Stadsgewest een bijzonder gematigde koers gaat varen. Met de Heer Van der Wester- laken is hij het eens dat de burgers misschien wel te weinig inspraak hebben. Toch zou hij willen voorstellen dat de leden van de Stadsgewestraad gekozen wor den uit de leden van de gemeenteraden; laatstgenoemden immers worden rechtstreeks gekozen door de burgers. Ten aanzien van het ter hand nemen van nieuwe taken meent hij dat toch wel een meerderheid van 3/4 daar vóór zou moeten zijn. Wat de taken betreft meent hij verder dat naar matiging gestreefd moet worden. Van de A.-taken staan er nu 17 op stapel en 19 worden t.z.t. aangepakt. Daarom meent hij dat de B.- en C.-taken nog wel even kunnen wachten. De Heer VERKOOIJEN is verder van oordeel dat de gewestraadsleden wel wat over spoeld worden met nota's en deelnota's. Bovendien zijn de nota's vaak moeilijk leesbaar; een duidelijker taalgebruik wordt zeer op prijs gesteld. Wat de financiën betreft merkt de Heer VERKOOIJEN op dat in 1972 door Nieuw-Ginne- ken 0,34 per inwoner werd betaald; in de begroting 1978 is dat opgelopen tot 3,46. Hij wil hierbij toch wel een vraagteken zetten. Hij zou niet graag zien dat ter wille van het Stadsgewest de plaatselijke belastingen verhoogd zouden moe ten worden. Zijn eindconclusie is: matiging op allerlei taken, ook ten aanzien van de financiën. De Heer PEGEL zegt naar aanleiding van punt C. van de nota van B. en W. het in dit kader eigenlijk niet de goede plaats te vinden om terug te komen op het standpunt ten aanzien van de miniprovinciesOverigens kan hij de conclusies van het College wel onderschrijven. De VOORZITTER antwoordt de sprekers door op te merken dat het Collega een aantal algemene stellingen heeft geponeerd om aan de hand daarvan te kunnen discussiëren. Uit hetgeen door de verschillende raadsleden is opgemerkt komt dui delijk naar voren dat aan het Dagelijks Bestuur van het Stadsgewest moet worden me degedeeld dat matiging in de aanpak van diverse taken nodig is. Gevaar van een te voortvarende aanpak is dat het Bestuur geen greep meer heeft op het ambtelijk ap paraat en dat dit dan een eigen leven gaat leiden. Het is juist dat de gemeente primair moet blijven. De gemeente staat 't dichtst bij de bevolking, spreekt de burgers 't meest aan. Er moeten geen taken overgedra gen worden aan een hoger orgaan als die op lager niveau beter behartigd kunnen wor den. Toch is duidelijk dat er ook een aantal taken is die door een gemeentebestuur niet meer alleen afgedaan kunnen worden, die inderdaad bovengemeentelijk zijn, vaak regionaal zelfs.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Nieuw-Ginneken - Notulen en bijlagen van de gemeenteraad | 1977 | | pagina 267