-13- Aanvankelijk heeft men daarin voorzien door toepassing van de Wet Gemeenschappe lijke Regelingen maar nu wordt dat meer en beter uitgebouwd in het kader van het Stadsgewest. Dat nu wordt bedoeld met de zinsnede sub D.gewestbestuur is ver lengd lokaal bestuur. De VOORZITTER is het volkomen eens met de opvatting dat het Stadsgewest moet steunen op de gemeenten en dat het niet een bestuur moet zijn dat uit de anonimi teit voortkomt en geen of onvoldoende binding heeft met de gemeenten. In dit licht moet ook de terloops gemaakte opmerking over de miniprovincies gezien worden Ten aanzien van de wijze van verkiezing wijst de VOORZITTER er op dat men in het Eindhovense aanvankelijk gekozen heeft voor rechtstreekse verkiezing vanuit de ge meenteraad; door een amendement in de 2e Kamer is dit gewijzigd in rechtstreekse verkiezingen door de burgers, waarbij het vanzelfsprekend is dat dit gebeurt vol gens het patroon van de partijvorming. Dit wordt daar in hoge mate betreurd omdat hierdoor de basis van steunen op een gemeentelijk kader verloren is gegaan. De Heer VAN DER WESTERLAKEN antwoordt dat hij die Eindhovense situatie ook niet zo gelukkig vindt. In principe zou hij er voor willen pleiten ten dele de gewestraadsleden te laten kiezen uit het gemeentebestuur, dus de burgemeester, een wethouder en een raadslid, maar anderdeels toch ook een rechtstreekse verkie zing. Het is moeilijk dit nader te preciseren maar misschien zou het een punt van overweging kunnen zijn. De VOORZITTER merkt op dat het Stadsgewest Eindhoven bij wet is geregeld; in het Stadsgewest Breda komt de wetgever er niet aan te pas omdat deze regeling gebaseerd is op de Wet Gemeenschappelijke Regelingen. De gemeenten van het Stads gewest zouden het misschien zó kunnen regelen dat er wel rechtstreekse verkiezingen komen maar dan toch uit de leden van de gemeenteraden. De Heer VAN DER WESTERLAKEN meent dat het iets in die geest zou moeten zijn. Er worden zoveel studies verricht dat deze kwestie ook nog wel eens voor werp van studie zou mogen zijn. Zo'n studie behoeft geen geweldige bedragen te kosten; deze gedachte zou aan het Stadsgewestbestuur voorgelegd kunnen worden. Juist vanwege de te verwachten verdere ontwikkeling van het Stadsgewest met uit bouw van bovengemeentelijke taken vindt hij een doeltreffende democratische con- tróle een eerste vereiste. De Heer PLATZBEECKER wijst er op dat onder punt D. gezegd wordt dat de wijze van verkiezing van de gewestraadsleden wellicht een element van nader onder zoek zou kunnen vormen. Hij meent dat dit te voorzichtig geformuleerd is. Hij is er voorstander van dat ook in de gewestraad sprake is van een afspiegelingscollege. Beter lijkt hem daarom een omschrijving in de geest van dat de wijze van verkie zing van de gewestraadsleden een element van nader onderzoek moet vormen. Hij zou ook nog graag een korte reactie hebben op hetgeen hij gezegd heeft over het bedrijfsterreinenbeleid en het regionaal-economisch plan, en de acquisitie. De VOORZITTER wijst er op dat een Stadsgewest boven op de gemeenten staat; dan kan gesproken worden over verlengd .lokaal bestuur. Toch gaat zo'n gewest fun geren met een eigen leven en zo ontstaat de gedachte van de vierde bestuurslaag. Voor de burgers wordt dit alles niet doorzichtelijkerNaarmate men verder van de gemeente afstaat wordt de herkenbaarheid van het bestuur, gewestbestuur, provincie bestuur en 's lands bestuur steeds minder. De Heer PLATZBEECKER zegt dat hij het hiermede eens kan zijn. De uitdruk king "gewestbestuur is verlengd lokaal bestuur" komt hem beter voor dan "er is ruimte voor een nieuwe, 4e bestuurslaag". De Heer PLATZBEECKER merkt verder op dat het bedrijfsterreinenbeleid op dit moment door te veel gemeentai amateuristisch wordt bedreven. Daarom zegt hij: stel het regionaal-economisch plan primair en hang daaraan het bedrijfsterreinenbeleid op. Dat is een veel gezondere aanpak. En direct daarop aansluitend een deskundig acqui- sitiebeleid. De VOORZITTER zegt er geen bezwaar tegen te hebben dit als suggestie mee te delen aan het Dagelijks Bestuur van het Stadsgewest.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Nieuw-Ginneken - Notulen en bijlagen van de gemeenteraad | 1977 | | pagina 268