-2-
Beide terreinen voldoen aan de criteria, te weten:
a. benodigde ruimte per standplaats 400 m2;
b. afstand van het terrein tot de bebouwde kom maximaal 2 km;
c. aanwezigheid van nuts leidingen.
Beide terreinen zijn, mét de genoemde delegatie van het Woonwagen
schap, op 15 september bezichtigd.
Tegen de locatie aan de Strijbeekseweg opperde de delegatie het be
zwaar dat daar sprake is van een sociale scheiding ten opzichte van de bevolking
van Ulvenhout; in de toekomst - na het realiseren van de R 58 ter plaatse - zou
hierbij komen een visuele scheiding.
Tegen het terrein aan de Dorstseweg nabij de zgn. "Put van Reef"
bleken geen bezwaren te bestaan.
Bij brief van 29 september 1977 heeft ons College zich vervolgens
gewend tot het bestuur van het Woonwagenschap Breda en nader aangegeven welke
motieven hebben geleid tot aanwijzing van deze locatie. Wij hebben in die brief
ons bereid verklaard Uw Raad voor te stellen tot aanwijzing van het terrein aan
de Dorstseweg als woonwagenstandplaats te besluiten onder een tweetal voorwaar
den:
de zgn. planschade op grond van artikel 49 van de Wet op de Ruimtelijke Orde
ning dient, indien deze zou moeten worden toegekend, te worden medegerekend
in de totale kosten die met het verwezenlijken van de woonwagenstandplaats
op dit terrein gepaard gaan;
2. voorkomen zal moeten worden dat ter plaatse van het toekomstige woonwagenkamp
handel- of ambachtelijke werkzaamheden worden uitgevoerd, terwijl evenmin de
bereidheid bestaat elders een werkterrein te creëren.
Het Woonwagenschap heeft bij monde van de secretaris - de schrifte
lijke bevestiging volgt nog - medegedeeld dat voorwaarde 2 bij het bestuur géén
problemen oplevert.
Voor wat betreft voorwaarde 1 ligt de zaak anders. Het Ministerie van C.R.M. dat
een rijksbijdrage verleent in de kosten van oprichting van een woonwagenstand
plaats betrekt daarin momenteel (nog) niet de kosten van eventuele planschade
zoals bedoeld in artikel 49 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening. Deze kwestie
schijnt overigens thans wel volop in discussie te zijn.
Of het bestuur van het Woonwagenschap eventuele uitkeringen wegens planschade
voor zijn rekening zal nemen is voorshands de vraag.
Het bestuur van het Woonwagenschap heeft overigens op dezelfde dag
dat onze bovengenoemde brief van 29 september 1977 werd verzonden, n.l. 3 okto
ber 1977, bevestigd dat tegen het terrein aan de Dorstseweg geen bezwaren bestaan.
Wanneer Uw Raad besluiten zou het terrein aan de Dorstseweg aan te
wijzen voor de situering van het toekomstige woonwagenkamp dan zal het Woonwa
gencentrum het oordeel van het Ministerie van C.R.M. en van het Provinciaal Be
stuur van Noord-Brabant daarover vragen.
In het agendadossier ligt de gevoerde correspondentie voor U ter in
zage, evenals een overzichtskaart.
Nu gebleken is dat toch voor een belangrijk gedeelte met onze voor
waarden akkoord kan worden gegaan door het Woonwagenschap stellen wij U voor
het op de kaart aangegeven terrein aan de Dorstseweg aan te wijzen als de plaats
waar het woonwagenkamp Nieuw-Ginneken gesitueerd moet worden door vaststelling
van bijgevoegd ontwerp-besluitDe Commissie Ruimtelijke Ordening heeft zich
d.d. 20 september 1977 met deze locatie verenigd.
Tot slot merken wij nog op dat indien Uw Raad besluit overeenkomstig
ons voorstel,dit besluit als een principe-besluit is aan te merken. Na instemming
van het Ministerie van C.R.M. en Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant zullen wij
de voorbereiding van een bestemmingsplan ter plaatse ter hand nemen.
BURGEMEESTER EN WETHOUDERS VAN NIEUW-GINNEKEN
De Secretaris, De Burgemeester,
Th. Bossink. M. van de Ven.