-23-
Als het alleen can aansluitingen van woningen gaat kan de situatie geheel anders lig
gen, zeker als die woningen erg afgelegen zijn.
Het energiebedrijf let dus zeker ook op de economische kant van de aansluiting. Het
berekende bedrag van 30.000,geldt bij een aansluitingspercentage van 50%. Men
rekent er op dat dit binnen 2 jaar 70% zal zijn en over 5 jaar 90%. Dan wordt de
exploitatie gunstiger en de bijdrage van de gemeente kleiner, nl. bij 70% aansluitin
gen nog maar f 16.000,enz.
Het bedrag van 30.000,is dus bedoeld om het exploitatietekort weg te werken, meer
niet. Wanneer de nieuwe regeling met Nieuw-Ginneken (en straks ook met Teteringen)
tot stand komt gaat het energiebedrijf een aparte boekhouding bijhouden van de aan
sluitingen in deze gemeenten en de exploitatieresultaten ervan.
De Heer VERKOOIJEN wijst er op dat misschien over 5 jaren de exploitatie
voor deze nieuwe aansluitingen geen verlies meer oplevert. Dan is het wel zo dat de
desbetreffende tuinders toch wel aardige bedragen hebben moeten opbrengen om het gas
naar hen toe te halen.
De VOORZITTER beaamt dit maar hij merkt op dat ook de bewoners van burger
woningen kosten moeten maken om te kunnen aansluiten op de gasvoorziening vanuit
Breda. En voor de tuinders bestaat een subsidieregeling, waar de gemeente overigens
buiten staat.
Het energiebedrijf heeft met de tuinders onderhandelingen gevoerd die tot overeenstem
ming hebben geleid; ook deze onderhandelingen zijn buiten de gemeente om gegaan.
De Heer OOMEN vult nog aan dat de tuinders subsidie krijgen van de kant van
het Landbouwschap.
De VOORZITTER wijst er nog op dat de bereidheid van Breda om thans de aan
sluitingen tot stand te brengen het gevolg is van jarenlange aanhoudende druk. Het
is een goede zaak dat dit nu tot resultaat heeft geleid.
Zonder hoofdelijke stemming wordt besloten zoals op de agenda voorgesteld.
9. MEDEDELINGEN:
De Heer J.H. VAN GILS zegt dat de mededeling inzake de verleende vergunning
ingevolge de Verordening Landschapsschoon Noord-Brabant hem aanvankelijk helemaal
niet duidelijk was. Hij zegt nu te begrijpen dat het zo is dat Gedeputeerde Staten
aan de Grontmij daarnaast een ontgrondingsvergunning en een hinderwetsvergunning
heeft aangevraagd, op welke aanvragen nog geen beslissing is genomen. Dat komt er dan
op neer dat er 3 vergunningen naast elkaar nodig zijn om dit te runnen.
De VOORZITTER bevestigt dat de vergunning in het kader van de Landschaps-
verordening verleend is; deze beslissing kon niet langer worden uitgesteld. Maar op
de 2 andere aanvragen is nog niet beschikt. Omwonenden en ook de gemeente hebben
tegen het verlenen van de vergunningen bezwaren gemaakt aan Gedeputeerde Staten. De
provincie heeft nog geen beslissing genomen.
In zo'n geval, waar 3 vergunningen naast elkaar vereist zijn en de betreffende rege
lingen niet op elkaar zijn afgestemd is inderdaad sprake van verbrokkeld beleid.
De Heer J.H. VAN GILS zegt dat dan toch zijn vraag blijft hoe dat bedrijf
dan kan werken en draaien zoals dat iedere dag te zien is zonder dat de nodige vergun
ningen verleend zijn. Waar hij in de Algemene Beschouwingen gezegd heeft dat het daar wat
uit de hand dreigt te lopen is dat eigenlijk nog te voorzichtig uitgedrukt.
De VOORZITTER antwoordt dat een aantal jaren geleden voor dit gebied een
hinderwetsvergunning en ontgrondingsvergunning zijn verleend; de ontgrondingsvergun
ning verliep op een bepaald ogenblik en in het kader daarvan is een nieuwe procedure
aangevangen die neerkomt op een nieuwe ontgrondings- en hinderwetsvergunning.
Duidelijk is ook dat men in strijd met de verleende vergunningen bovengronds is gaan
storten. Omdat in dit gebeid de ontgronding enz. betrekking heeft op grondgebied van
2 gemeenten, Oosterhout en Nieuw-Ginneken, moesten Gedeputeerde Staten er bij betrok
ken worden, met name wat betreft de hinderwetsvergunning. Het verlenen van ontgron
dingsvergunning is nl. altijd een bevoegdheid van de provincie.