Ten aanzien van de vraag van de Heer Verkooijen ten aanzien van de huidige ves tigingsmogelijkheden van nieuwe bedrijven in landschappelijk waardevolle gebieden, delen wij mede, dat we het ten zeerste zouden betreuren als in deze gebieden op de drempel van het nieuwe bestemmingsplan Buitengebied nog nieuw-vestigingen zouden plaatsvinden die in strijd zijn met het nieuwe beleid wat groeiende is en wat U kent. Wij zijn van oordeel dat dergelijke aanvragen mede dienen te worden beoordeeld in het licht van het in voorbereiding zijnde bestemmingsplan, terwijl wij juridisch op basis van interpretatie van de vigerende voorschriften, dus de geldende voorschrif ten van het plan 1948, gronden aanwezig achten om dergelijke bouwaanvragen te wei geren. We zouden de Raad willen vragen achter dit beleid te staan, met name bij de toepassing van het bouwvergunningenbeleid en i.e., dus in beroepskwesties. Gebeurt dat namelijk niet, dan betekent dat, dat het door het College moeizaam verkregen resultaat t.a.v. de indeling van het buitengebied in een bestemmingsplan, in bestem mingscategorieën in feite afgewezen wordt. Op de 2e plaats komt er dan weer vertra ging in de totstandkoming van het bestemmingsplan Buitengebied, omdat opnieuw de indelingscategorieën ter discussie moeten worden gesteld. Want Sis de Raad zou zeg gen, in bepaalde beroepszaken: wij zijn het niet met het College eens (en de Raad heeft het recht daartoe, laten we dat uitdrukkelijk voorop stellen)dan betekent dat, dat U geen goedkeuring geeft aan het bereikte resultaat en dat we dus opnieuw moeten gaan studeren en de consequenties van het standpunt van de Raad moeten gaan verwerken in datgene wat we op dit moment met het bestemmingsplan Buitengebied hebben bereikt. We willen dat in dit kader nu al duidelijk stellen. Wij weten dat daar beroepskwes ties lopende zijn. We willen, omdat de Heer Verkooijen daar aandacht voor heeft ge vraagd, van onze kant onze mening daarover nu al duidelijk naar voren brengen. Maar we vertrouwen er overigens op dat de Raad ons beleid in deze zal steunen. De Heer Paulussen vraagt er zorgvuldig op toe te zien dat agrarische bedrijven niet in hun bedrijfsvoering worden belemmerd. Bestaande bedrijven in het zgn. primair agrarisch gebied zullen in hun bedrijfsuitvoering, in uitbreidingsmogelijkheden niet worden belemmerd, dat ligt nu al wel vast. De bestaande agrarische bedrijven in landschappelijk waardevol en natuurwetenschappelijk waardevol agrarisch gebied, die zullen worden opgenomen in een zgn. bouwblok, waarbinnen naar onze mening ook vol doende uitbreidingsmogelijkheden aanwezig zullen zijn en juist de individuele boer die krijgt straks de kans om in overleg met ons de begrenzing aan te geven van zijn bouwkavel, waarbinnen hij de komende jaren denkt dat nog bebouwing nodig is. Dus hij krijgt 100% inspraak in de bepaling van de begrenzing van de bouwblokken, waar door hij dus wat de bebouwing betreft zeker niet in z'n uitbreidingsmogelijkheden wordt geschaad. Wij zullen zoveel mogelijk rekening houden met redelijke verlangens en inzichten die de individuele agrariër dus heeft. De Heer Platzbeecker vraagt niet teveel agrarische belangen te laten prevaleren bo ven dagrecreatieve belangen. We delen U mede, dat er een afweging moet plaatsvinden van alle in het geding zijnde belangen, zowel van agrarische, maatschappelijke, na tuurwetenschappelijk als van recreatieve aard. Het zal U wel duidelijk zijn dat in de onderscheidene situaties het ene belang aan het andere ondergeschikt zal zijn. Dat hangt af van de situatie. Voorts geeft de Heer Platzbeecker in overweging te voorzien in een camping nabij het Rondven. Deze suggestie kunnen we in het kader van het in voorbereiding zijnde bestemmingsplan Buitengebied niet overnemen. Het Rondven namelijk met omgeving zal worden aangegeven als natuurmonument, met als doel natuur bescherming door behoud of herstel van de aldaar voorkomende, aan deze grond eigen zijnde, natuurwetenschappelijke, landschappelijke, cultuurhistorische en ecologische waarden en voor andere doeleinden, zoals de opbouw van het landschap en voor de volksgezondheid en de bodembescherming. Het vestigen van een camping aldaar, dus bij het Rondven, zou in strijd zijn met die doelstellingen. Overigens, en dat staat dan even los van het Rondven, hebben wij al meerdere malen te kennen gegeven wat onze opvatting is over dagrecreatieve en verblijfsrecreatieve voorzieningen. Wij zijn namelijk géén voorstander van verblijfsrecreatie in onze ge meente, van nieuwvestiging, let wel, wij hebben geen bezwaar uiteraard tegen de ge vestigde camping die er nu is, maar wij zijn geen voorstander van nieuwe verblijfs recreatie in onze gemeente. Wèl zijn wij voorstander van uitbreiding in bescheiden mate van dagrecreatieve voorzieningen. Maar wij hebben U in het kader van de bespre king van het buitengebied al meerdere malen de visie van het College medegedeeld dat

Raadsnotulen en jaarverslagen

Nieuw-Ginneken - Notulen en bijlagen van de gemeenteraad | 1977 | | pagina 361