gemeente nieuw-ginneken
Raadsvergadering
Onderwerp
8 maart 1977
Voorstel tot het ongegrond verklaren van het be
Agenda nr. 20.
roepschrift van de Heer J. P. Verdaasdonk, Strij-
beekseweg 30a te Ulvenhout tegen het weigeren van
Klass
nr. -1.778.511
een bouwvergunning.
UIvenhout, 23 februari 1977
Aan de Raad,
Door de Heer J.A. Verdaasdonk, Strijbeekseweg 30a te Ulvenhout is een be
roepschrift ingediend, gedateerd 1 december 1976 en ingekomen 2 december
1976, tegen het besluit van ons kollege d.d. 22 oktober 1976 en vereonden
3 november 1976, waarbij een bouwvergunning voor het bouwen van een woning
aan de Strijbeekseweg, op het perceel kadastraal bekend gemeente Nieuw-
Ginneken, sektie G, nummer 2323, werd geweigerd.
Het perceel, waarop de aangevraagde woning is gesitueerd is gelegen
in het bestemmingsplan "Uitbreidingsplan in Hoofdzaak 1948" en heeft de be
stemming "Agrarische bebouwing I", zijnde bebouwing met woningen en andere
gebouwen, behorende tot agrarische bedrijven ter grootte van tenminste 10 ha.
Aangezien de aangevraagde woning niet zal gaan behoren tot een agra
risch bedrijf, werd de gevraagde bouwvergunning geweigerd.
Appellant voert in zijn beroepschrift aan, dat het bouwplan weliswaar
in strijd is met het bestemmingsplan, naar de letter van de wet, doch dat in
de praktijk van de voorgeschreven bedrijfsoppervlakte van 10 ha wordt afge
weken
Betrokkene deelt voorts mede, dat de nieuw te bouwen woning door hem
zal worden bewoond en dat de bestaande woning mettertijd door zijn zoon zal
worden bewoond, met wie betrokkene in de toekomst, in kombinatie, het tuin
bouwbedrijf zal gaan exploiteren.
Te dezer zake kan worden medegedeeld, dat omtrent deze bouwaanvraag
advies is gevraagd aan de Adviescomissie Agrarische BouwaanvragenVoornoemde
commissie heeft d.d. 29 september 1976 medegedeeld, dat de reden van het bouw
plan hoofdzakelijk steunt op de voorkeur van de aanvrager om ter plaatse te
wonen en dat het bouwplan op dit moment geen aanleiding geeft tot intensive
ring van het teeltplan, waardoor het mogelijk gemaakt zou kunnen worden, dat
op het onderhavige bedrijf twee volwaardige arbeidskrachten werkzaam kunnen
zijn. Tevens zal er geen sprake zijn van splitsing van één bestaand bedrijf
tot twee vollegronds tuinbouwbedrijven, ieder met een arbeidsbehoefte van een
volwaardige arbeidskracht.
Voornoemde commissie is verder van oordeel, dat het onderhavige bouw
plan geen betrekking heeft op een agrarische bedrijfswoning maar alles gemeen
heeft met een burgerwoning in het buitengebied.
Ten aanzien van de door appellant in zijn beroepschrift aangevoerde
argumenten kan worden medegedeeld, dat de in de voorschriften van voornoemd
bestemmingsplan genoemde oppervlakte van lOha, onder invloed van jurisprudents
niet meer kan worden gehanteerd, doch dat dan in ieder geval nog sprake zal
moeten zijn van een woning ten dienste van een agrarisch bedrijf. Blijkens
het advies van voornoemde commissie heeft het bouwplan geen betrekking op
een agrarische bedrijfswoning.