blij zou zijn met de donderdagmiddag, maar van zijn kant zou hij er akkoord mee
kunnen gaan.
De Heer VERKOOIJEN zegt het eens te zijn met de Heer van Gils. Met
de keuze van de woensdag is hij helemaal niet gelukkig. Hij zou daarom de markt
te Ulvenhout graag op donderdagmiddag bepaald zien.
De VOORZITTER zegt met de Heer van Gils eens te zijn dat de Raad niet
moet terugkomen op het zojuist genomen besluit de markt te Bavel te houden op
donderdagmorgen. Verder blijkt in de Raad het verlangen te leven de markt de
Ulvenhout dan op donderdagmiddag te houden. Het college kan zich hiermede ver
enigen, in de hoop dat een goede regeling kan worden getroffen met de firma die
het plaatsen enz. van de kramen zal verzorgen.
Zonder hoofdelijke stemming besluit de Raad de markt te Ulvenhout
te houden op de donderdagmiddag. Eveneens gaat de Raad zonder hoofdelijke stemming
akkoord met de aanwijzing van de Mgr. van Hooijdonkstraat als plaats waar de markt
te Ulvenhout zal worden gehouden. Ten aanzien van Bavel gaat de Raad er zonder
hoofdelijke stemming mee akkoord dat de plaats nader zal worden bepaald in over
leg met alle belanghebbenden.
De VOORZITTER stelt hierna de marktverordening aan de orde. In art.
1 moet een wijziging worden gebracht, omdat in het ontwerp voor Ulvenhout de
vrijdag was vermeld. Dit wordt nu donderdag van 13.00 tot 16.00 of van 14.00
tot 17.00 uur, afhankelijk van hetgeen hierover met belanghebbenden zal worden
gekonkludeerd.
Ten aanzien van artikel 24 merkt de Heer PLATZBEECKER op, dat hij
in plaats van de bepaling "Het is verboden de markt de verontreinigen" liever
een positieve omschrijving zag van de verplichting de staanplaatsen veegschoon
op te leveren.
De VOORZITTER zegt hier graag akkoord mee te kunnen gaan.
De Heer PLATZBEECKER merkt verder op, dat het voor de konsumenten
erg prettig zou zijn wanneer hij weet bij wie hij gekocht heeft wellicht is
het mogelijk elke standhouder de verplichting op te leggen naam en adres en even
tueel telefoonnummer duidelijk op de kraam aan te brengen.
De VOORZITTER zegt dat deze suggestie waarschijnlijk ontleend is aan
de KonsumentengidsHet lijkt zeer zeker zinvol een dergelijk voorschrift op te
nemen, maar het college zou hierover van gedachten willen wisselen met de raarkt-
bonden
De Heer HUIJBEN merkt op dat de verordening wel spreekt van een
maximum aantal kramen, maar hij zou graag zien dat ook een minimum-aantal opge
nomen wordt. Dit om te voorkomen dat na verloop van tijd het aantal kramen mis
schien teruggelopen zal zijn tot zo ongeveer het aantal wat er nu elke week al
staat.
De VOORZITTER antwoordt dat van de kant van het Marktwezen de ver
wachting bestaat dat het een goede markt zal worden, met de nodige gevarieerdheid
aan produkten. Anderzijds wordt de omvang afgestemd op de grootte van de gemeen
schap waar de markt wordt gehouden. Vandaar dat gesproken wordt van een bepaald
maximum. Een minimum aantal noemen is veel moeilijker zou de markt - wat overi
gens in het geheel niet gevreesd behoeft te worden - van de kant van de straat
handel geen belangstelling (meer) ondervinden, dan kan men de kramers toch niet
dwingen te komen.
De Heer HUIJBEN preciseert dat zijn vrees is dat straks alleen kramen
in de foodsektor over zullen blijven, omdat anderen het niet aantrekkelijk zouden
kunnen vinden zich naar de markten in Nieuw-Ginneken te begeven.
De VOORZITTER wijst op artikel 4, waar gesproken wordt over een
nader vast te stellen aantal standplaatsen per branche. De bedoeling is dat het
college deze brancheverdeling regelt in nauw overleg met de Bond van Marktkoop
lieden ook die kooplui hebben belang bij een zo aantrekkelijk mogelijke markt.
De Heer HUIJBEN zegt te hopen dat in dit overleg ook de kwestie van
een minimum aantal standplaatsen wordt betrokken.
De VOORZITTER antwoordt, dat dit element zeker ter sprake zal komen.
Met inachtneming van de wijziging in artikel 1 en die van artikel 24 wordt de
Marktverordening overigens ongewijzigd vastgesteld, zonder hoofdelijke stemming.
Ten aanzien van de Marktgeldverordening merkt de VOORZITTER naar aanleiding van