gemeente nieuw-ginneken
Raadsvergadering
30 juni 1978
Agenda Nr. 4
Klass. nr. -1.75
Onderwerp
Voorstel tot intrekking, wijziging en hernieuwde
vaststelling van de Algemene Politieverordening.
Ulvenhout19 juni 1978.
Aan de Raad,
Artikel 239 van het Wetboek van Strafrecht bepaalt het volgende:
Mèt gevangenisstraf van ten hoogste twee jaren of geldboete van ten hoogste zes
honderd gulden wordt gestraft:
1. openbare schennis der eerbaarheid;
2. schennis van de eerbaarheid, waarbij een ander zijns ondanks tegenwoordig is.
In aansluiting hierop bepaalt artikel 98 van de Algemene Politieveror
dening dezer gemeente dat het verboden is op of aan de weg, op een al dan niet
met enige beperking voor publiek toegankelijke plaats of op een plaats, zichtbaar
vanaf de weg of vanaf een al dan niet met enige beperking voor publiek toeganke
lijke plaats zich te bevinden in een houding, toestand of kleding, die uit een oog
punt van openbare zedelijkheid kwetsend is.
Dit artikel 98 geldt dan buiten de gevallen waarin artikel 239 van het Wetboek
van Strafrecht van toepassing is omdat het uiteraard de gemeentelijke wetgever
niet toegestaan is iets te regelen wat reeds door hoger gezag geregeld is.
In de praktijk is gebleken dat toepassing van dit artikel 98 soms
moeilijk is; dit houdt verband met het feit dat voldaan moet worden aan de om
schrijving van het strafbare feit: het uit een oogpunt van openbare zedelijkheid
kwetsend zijn van de houding, toestand of kleding.
Het op te maken procesverbaal moet een en ander nauwkeurig vermelden
en het Openbaar Ministerie moet er zich daarna over beraden of het misdrijf van
art. 239 dan wel de overtreding van art. 98 ten laste zal worden gelegd.
Dit onderscheid (misdrijf-overtreding)heeft n.l. belangrijke conse
quenties, niet alleen voor de eventueel op te leggen straf (bij een misdrijf
zwaarder dan bij een overtreding)doch ook in de keuze van de rechterlijke in
stantie, die van de zaak zal moeten kennis nemen.
Bij een misdrijf is dit doorgaans de politierechter (een enkelvoudige kamer be
horende bij de rechtbank)en bij overtredingen de kantonrechter. Voor de kanton
rechter kan men zelf zijn zaak verdedigen, voor de rechtbank is bijstand van een
advocaat nodig.
In overleg met het Openbaar Ministerie van de Arrondissementsrechtbank
te Breda en de Rijkspolitie is thans overeenstemming bereikt over het concept van
een redactie voor een nieuw artikel 98; dit zou dan als volgt komen te luiden:
Artikel 98:
Kwetsing openbare zedelijkheid:
1. Het is verboden op of aan de weg, op een al dan niet met enige beperking voor
publiek toegankelijke plaats of op een plaats, zichtbaar vanaf de weg of vanaf
een al dan niet met enige beperking voor publiek toegankelijke plaats zich on
gekleed te bevinden of zich te bevinden in een houding, toestand of kleding,
die uit een oogpunt van openbare zedelijkheid kwetsend is;
2Onverminderd het bepaalde in het eerste lid van dit artikel is het voor een
persoon van het vrouwelijk geslacht verboden zich op deze plaatsen te bevinden
met ontbloot bovenlichaam;