-10- Ook nu meent hij dat de plaats waar de Heer Kruijff wil bouwen wél acceptabel is. De Heer VERKDOIJENVoorzitter van de beroepscommissie, zegt er geen be hoefte aan te hebben nog toelichting te geven op het standpunt van de Commissie; de Heer Paulussen was het enige lid dat een afwijkende mening had. De VOORZITTER zegt dat het College in juni aan de Heer Vorstius Kruijff heeft medegedeeld dat de maximale oppervlakte 50 m2 mocht zijn, en niet zoals aangevraagd 140 m2, en dat het bouwwerk op een andere plaats moest worden gesitueerd. Het betreft hier een burgerwoning in landelijk gebied, en dan moet men bij bijbouw toch wel erg voorzichtig zijn. Het College is van mening dat deze bijbouw om plano logische redenen op het erf bij de woning gesitueerd moet worden, teneinde het visuele effect dat er een met het bestemmingsplan strijdig bouwwerk staat nog niet verder te vergroten en om een samenhangend geheel te krijgen met de bebouwing die wél is toe gestaan. Daarom heeft het College gezegd dat niet kon worden toegestaan op 30 meter terzijde van de woning, aan de weg, een paardenstal op te richten. Het standpunt van het College heeft nu wel als gevolg dat de Heer Kruijff wat groen zal moeten opofferen achter zijn woning, maar het College blijft van mening dat het planologische aspect hier moet prevaleren. De Heer PAULUSSEN zegt zich af te vragen of er strijd is met de bestemming van landelijk gebied nu het betreft bouwen nagenoeg op de gemeentegrens. Bovendien vraagt hij zich af wat nu eigenlijk een erf is; is een erf diep, of is een erf breed. Het komt hem onwaarschijnlijk voor dat hier objectieve normen worden gehanteerd. Hij zegt de door de Heer Kruijff aangevoerde argumenten redelijk te vinden. Overigens is het zo dat in die omgeving toch al geen sprake meer is van een open gebied. De VOORZITTER zegt dat de vraag kan worden gesteld wat een "open gebied" is. Maakt men er bós van, dan is het niet meer open, maar toch verdraagt zich dat wel met het landelijk gebied; in ieder geval is het dan groen. Hij onderstreept dat hier ook de precedentwerking van belang is. Wordt bebouwing hier toegestaan, dan zal men dat ook in andere gevallen moeten doen. Het College streeft wel degelijk naar zoveel mogelijk objectiviteit. Na deze discussie wordt zonder hoofdelijke stemming besloten zoals op de agenda voorgesteld. 18. VOORSTEL TOT HET VERDAGEN VAN DE BESLISSING OP EEN BEROEPSCHRIFT P.P. 23 MEI 1978 VAN DE HEER R.H.C. VAN BOXTEL, KOOLPAD 14 TE BAVEL, TEGEN HET WEIGEREN VAN EEN BOUWVERGUNNING Zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming wordt besloten zoals op de agenda voorgesteld. 19. MEDEDELINGEN; De VOORZITTER zegt dat er nog een beschikking van Gedeputeerde Staten is gekomen waarbij een ontgrondingsvergunning is verleend voor een perceel grond op Tervoort, aansluitend aan de huidige vuilnisstortplaats, ten behoeve van leemwinning voor de steenfabriek in Rijen. Het College meent dat er yoldoende voorwaarden en be palingen in staan die garanderen dat hier geen ongewenste ontwikkelingen zich zullen voordoen. Het College meent daarom dat er geen reden is in beroep te gaan bij de Kroon. De VOORZITTER laat copieën van de bedoelde beschikking aan de raadsleden uitreiken, en deelt mede dat zij bij de rondvraag hierop nog kunnen terugkomen. 20. RONDVRAAG: De Heer PAULUSSEN merkt op dat er momenteel in Beekhoek I nog 4 bouwperce len braak liggen. Hij vraagt of bekend is wanneer daar gebouwd gaat worden; de betref fende percelen zijn al geruime tijd geleden verkocht. De Heer VAN DER WESTERLAKEN zegt vernomen te hebben dat de Stichting Peu tercontact nog geen bericht heeft gekregen op haar aanvraag om subsidieverhog.ing; hij vraagt of dit juist is. De Heer VERKDOIJEN zegt dat de zgn. spijtoptanten een brief hebben gekregen dat ze als kandidaat voor een woning afgevoerd zijn. Hij vraagt wat hiervan de reden is.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Nieuw-Ginneken - Notulen en bijlagen van de gemeenteraad | 1978 | | pagina 191