-4-
1. lokatie aan de Beukenlaan;
2. lokatie aan de Woestenbergseweg over het viaduct vanaf Bavel gezien;
3. lokatie aan de Strijbeekseweg
Over deze drie lokaties is Uw College door de commissie Ruimtelijke Ordening una
niem geadviseerd, terwijl U voor de lokatie Dorstseweg slechts een meerderheids
advies werd gegeven. Wij hebben dan ook gezamenlijk besloten deze lokatie te laten
vallen.
Wij dachten ook, mijnheer de voorzitter, dat U als College voorlopig vooruit kunt,
voor het op gang brengen van de procedure voor realisering van het woonwagenkamp.
Ik dank U
De VOORZITTER stelt de vraag of nu bedoeld wordt één plaats aan te wijzen
danwel een keuze-volgorde.
De Heer VERKOOIJEN antwoordt dat alle fracties bedoelen alléén de Beuken
laan als standplaats aan te wijzen.
De VOORZITTER merkt op dat het College om bestuurlijke en planologische
redenen tegen deze plaats overwegende bezwaren heeft. Hij en zijn collega, WETHOU
DER WILLEMSEN, willen daarom geacht worden tégen de aanwijzing van die plaats te
hebben gestemd.
De lokatie aan de Beukenlaan wordt daarom aangewezen met 10 stemmen vóór en 2 tegen.
De VOORZITTER wijst er op dat dit besluit nu medegedeeld zal worden aan het Woon
wagenschap. Wanneer dit schap met de aanwijzing alsnog zou instemmen moet tezijner-
tijd de procedure van bestemmingsplanwijziging worden aangevangen.
Zou het schap de plaats blijven afwijzen dan bestaat de kans dat de Raad nog wel
eens extra in vergadering bijeen zal moeten worden geroepen om opnieuw over de aan
wijzing te discussiëren en eventueel een ander besluit te nemen.
De Heer VERKOOIJEN merkt op dat tegen de voorgestelde lokaties aan de
Dorstseweg, Woestenbergseweg en Strijbeekseweg bezwaren zijn ingebracht. Hij meent
dat er op dit moment nog geen bezwaren zijn ingediend tegen de lokatie aan de Beuken
laan.
De VOORZITTER antwoordt dat inderdaad vanuit de eigen bevolking tegen
laatstgenoemde plaats geen bezwaren zijn ingebracht. Maar vorig jaar heeft men in
de krant kunnen lezen dat bewoners van de wijk IJpelaar in Breda een protestaktie
op touw hebben gezet en ook het gemeentebestuur van Breda heeft per brief medege
deeld tegen de plaats aan de Beukenlaan overwegende bezwaren te hebben.
De Heer PAULUSSEN vraagt of er per standplaats één wagen komt of meer wa
gens. Verder vraagt hij of bij groei van de gemeente ook het aantal standplaatsen
evenredig zal toenemen en of ook gedacht is aan maatschappelijke begeleiding van de
woonwagenbewoners
De VOORZITTER meent dat de eventuele toename van het aantal woonwagens
als gevolg van de groei van de gemeente van later zorg is. Over de maatschappe
lijke begeleiding van de toekomstige woonwagenbewoners bestaan nog geen concrete
voornemens; misschien komt er een maatschappelijk werker of een opbouwwerker.
De Heer PAULUSSEN zegt dat hij met zijn vraag omtrent het aantal wagens
per standplaats denkt aan de mogelijkheid dat er behalve een woonwagen ook nog een
slaapwagen komt.
De VOORZITTER antwoordt dat hem dit niet bekend is; in de volgende ver
gadering kan op deze vraag wellicht antwoord gegeven worden.
De Heer J.H. VAN GILS zegt dat hij dan ook graag antwoord wil hebben op
de in eerdere vergaderingen door hem gestelde vraag hoe het zit met vergoeding van
eventuele planschade, n.l. wie dat voor zijn rekening zal moeten nemen. Wordt b.v.
deze planschade ingebracht bij het schap, zodat alle deelnemende gemeenten hieraan
gaan meebetalen Of moet in zo'n geval elke gemeente voor de planschade als gevolg
van de eigen lokatie opkomen?
De VOORZITTER zegt toe dat getracht zal worden in de eerstvolgende verga-
derina hierover uitsluitsel te aeven.
De Heer VERKOOIJEN zegt zich bij de vraag van de Heer van Gils over de
planschade te willen aansluiten. Volgens het Weekblad Boer en Tuinder is de kwestie
van deze planschade erg moeilijk; er zijn nog veel onduidelijkheden. Ook hij ziet
een antwoord op deze vraag met belangstelling tegemoet. Als suggestie zou hij nog
aan de hand willen doen deze kosten ten laste van C.R.M. te brengen. Dat ministerie
immers is zo geporteerd voor de standplaatslokaties per gemeente.