-2-
Hiertoe zijn de jaren ingedeeld in vijfjarige tijdvakken, welke lopen van 1963
t/m 1967, van 1968 t/m 1972, van 1973 t/m 1977, enz.
De voorlopige vaststelling tenslotte waarover in artikel 55 ter wordt gesproken
ziet op het feit dat de vaststelling van de bedragen vóór 1 december in een jaar
geschiedt aan de hand van de bedragen van de (meestal in concept gereed zijnde)
gemeenterekening van het daaraan voorafgaande dienstjaar en die betrekking hebben
op de exploitatie van een of meerdere openbare scholen. Bedoelde gemeenterekening
wordt eerst nadat zij door de Raad voorlopig is vastgesteld definitief door Ge
deputeerde Staten gesloten. Stemmen de bedragen van de voorlopige vaststelling
van de exploitatie-uitgaven ex artikel 55 ter overeen met die welke door Gedepu
teerde Staten zijn vastgesteld in de definitief gesloten gemeenterekening van dat
dienstjaar dan wordt door dat besluit van Gedeputeerde Staten de voorlopige vast
stelling ingevolge artikel 55 ter der Lager-onderwijswet 1920 definitief.
Ingevolge artikel 55 ter, le lid, onder a, b en c, dient Uw Raad thans
over te gaan tot voorlopige vaststelling van de bedragen, verband houdende met
de exploitatie van de openbare basisschool te Ulvenhout over het jaar 1977.
Dit houdt in:
a. dat ter bestrijding van de kosten, bedoeld in artikel 55, onder
e tot en met h, p en r, alsmede die van instandhouding - na
aftrek van de hierop betrekking hebbende inkomsten - werkelijk
werd uitgegeven een bedrag van 20.131,39
b. het bedrag per leerling overeenkomstig artikel 55 bis voor het
jaar 1977, inclusief administratiekosten, werd vastgesteld op
335,76; het gemiddeld aantal leerlingen van de openbare ba
sisschool in 1977 bedroeg 62.
Het beschikbaar gestelde bedrag in 1977 was derhalve:
335,76 x 62 f 20.817,12
c. dat het onder a. bedoeld bedrag niet verschilt van dat, bedoeld
onder b, in de betekenis althans dat de exploitatie-uitgaven
minder hebben bedragen dan de voor het jaar 1977 in verband
met het gemiddeld aantal leerlingen en het vastgestelde bedrag
per leerling beschikbaar gestelde vergoeding.
Van een overschrijding van het bedrag per leerling is dus in
1977 géén sprake.
Wij stellen U voor overeenkomstig het vorenstaande te besluiten door
vaststelling van het voor U ter inzage gelegde ontwerp-besluit
Nu de voorlopige vaststelling van de bedragen genoemd in artikel 55
ter, le lid, onder a, b en c, voor het jaar 1977 samenvalt met het einde van het
vijfjarig tijdvak 1973 t/m 1977, dient voor het gedeelte van dit vijfjarig tijd
vak dat openbaar lager onderwijs is gegeven naar analogie van artikel 55 ter, le
lid, in bovengenoemd door Uw Raad vast te stellen besluit tevens voorlooig te
worden bepaald, welke bedragen ingevolge het tweede lid onder 1, 2 en 3 van arti
kel 55 ter dienen te worden vastgesteld.
Deze voorlopige vaststelling dient zich te beperken tot het jaar 1977
In de jaren 1973 en 1974 immers bestond de openbare school te Ulvenhout nog niet.
Eerst per 1 augustus 1975 werd zij geopend. De periode van ongeveer 5 maanden in
1975 dat aan deze school openbaar onderwijs werd gegeven moet in relatie tot de
uitgaven voor deze school - uitgaven die voor het merendeel verband hielden met
de bouw en de eerste inrichting en slechts in geringe mate kunnen worden aange
merkt als behorende tot de exploitatie der school zoals bedoeld in artikel 55 van
de Lager-onderwijswet 1920 - naar onze mening buiten beschouwing blijven.
Voor het jaar 1976 vroeg en verkreeg Uw Raad van de Minister van Onder
wijs en Wetenschappen toepassing van artikel 55 quater der Lager-onderwijswet
1920. Dit betekende dat wegens bijzondere omstandigheden de uitgaven verband hou
dende met de exploitatie der openbare school in dat jaar niet meetellen bij de
vaststelling van het bedrag, bedoeld in artikel 55 ter, le lid, onder a, en dat
het aantal leerlingen van die school evenmin zal meetellen bij de vaststelling
van de bedragen, bedoeld in artikel 55 ter, le lid, onder b, en tweede lid, onder
3.