kon worden, althans beneden maaiveld. Daarbij speelde het feit, dat de Inspectie Volks
gezondheid bezwaar maakte tegen het storten van vuil in grondwater. Vanaf dat moment,
een jaar of 8 geleden, werd er in feite gestort in afwijking van de verleende vergun
ning. Die vergunning hield namelijk in dat men kon storten tot aan maaiveld. Op het
moment dat er dus eigenlijk niet meer in water mocht worden gestort en er toch grote
hoeveelheden vuil werden aangevoerd ging men dus bovengronds storten. Breda deponeer
de zijn huisvuil daar, de gemeente Nieuw-Ginneken deponeerde er huisvuil, Teteringen
deed het en Terheijden deed het. Kortom, er kwam een zodanige hoeveelheid vuil op de
Grontmij af, als exploitant van dat gebied, dat men daar geen ander antwoord op wist
dan om vuil bovengronds te gaan storten. Deze ontwikkelingen zijn doorgegaan; er is
in toenemende mate huisvuil blijven komen, met als gevolg de huidige vuilbergen.
Geleidelijk aan is men echter in het hele land wat meer milieubewust geworden. Dit is
een maatschappelijke ontwikkeling geweest van de laatste 10 jaren. Men ging zich af
vragen of het nu wel zo'n goede zaak was dat huisvuil daar zo geconcentreerd verwerkt
werd, wat voor gevolgen dat had op het milieu, de grondwaterhuishouding, de veront
reiniging van de omgeving, de overlast aan de boerenbedrijven in die omgeving, al dat
plastic in de grond, de chemicalieën in de grond, de gezichtshinderde visuele hin
der, omdat er bovengronds gestort wordt, etc.
Dat heeft er o.m. toe geleid, dat de Raad een aantal jaren geleden gezegd heeft en ook
de Bavelse samenleving: moet dat nou allemaal zo Vanuit de samenleving in Bavel ont
stonden actiegroepen om die zaak in te dammen. In de Raad zijn gesprekken gevoerd om
te proberen greep te krijgen op de ontwikkeling, via de ontgrondingsvergunning, via
de hinderwetsvergunning en via de vergunning volgens de Landschapsverordening Noord-
Brabant. De provincie die deze vergunningen verleent probeert via aan deze vergun
ningen te verbinden voorwaarden ongewenste gevolgen tegen te gaan.
Een tweede zaak is dat in de ontwikkeling van de gedachten omtrent milieubeheersing,
men zich afvraagt of het een verstandige zaak is dat iedere gemeente een vuilstort
heeft. Vanuit de historie had iedere gemeente een vuilstort. Buiten de bebouwde kom
werd er ergens een terrein aangewezen dat werd ontgrond en daar werd vuil gestort en
zo raakte iedere gemeente zijn vuil kwijt. De hoeveelheid vuil, die de laatste 10, 15
jaar in onze consumptiemaatschappij naar voren komt is echter van een omvang die nie
mand heeft kunnen voorzien. Dat betekent dat veel gemeenten in de problemen kwamen.
De meeste gemeenten waren namelijk niet in staat om de problemen van het milieu te be
heersen. Genoemd kunnen worden de problemen van grondwaterbeheersing, vervuiling van
het grondwater, vervuiling van de omgeving, de controle op wat er gestort wordt en dan
nog de visuele hinder. Zo groeide het inzicht dat het geen goede zaak was dat elke ge
meente zijn vuilstort had, maar dat de provincie hier moest gaan optreden. Dat is ge
beurd en wel uitgaande van de Afvalstoffenwet, waarin aan de provincie opdracht wordt
gegeven om een vuilverwerkingsplan te maken. Dat vuilverwerkingsplan zal er op gericht
moeten zijn om de vuilverwerking te concentreren. Dus te voorkomen dat in iedere ge
meente blijvend gestort gaat worden op een manier, die niet meer te beheersen is. Het
gaat de taak en de macht van elke gemeente apart te boven. Wie heeft een deskundige
in huis om te beoordelen wat er gestort gaat worden, wie heeft het personeel in huis
om permanent te controleren wat er op zo'n stort komt. Dat kunnen de kleine gemeenten
niet, ook Nieuw-Ginneken niet. Dat betekent dat dat op zichzelf al reden is om te
streven naar concentratie. In dat kader heeft de provincie Noord-Brabant ook gepro
beerd initiatieven te ontwikkelen. Parallel daarmee is in deze Raad gesproken over een
begeleiding van de kant van Nieuw-Ginneken van de hele problematiek en mede op ini
tiatief van de Raad en van B W van Nieuw-Ginneken is twee jaar geleden een provincia
le werkgroep in het leven geroepen. Deze ambtelijke werkgroep heeft het probleem van
de ontgrondingen in ons gewest bestudeerd en adviezen uitgebracht. Tegelijkertijd
heeft een stadsgewestelijke werkgroep onder leiding van het vroeger raadslid Pegel
zich bezig gehouden met de problematiek van de vuilverwerking. Vanuit die werkgroep
is geadviseerd om binnen het Stadsgwest te komen tot concentratie van vuilverwerking.
Overwogen is dat in Bavel reeds een bestaande stort aanwezig is en gesuggereerd wordt
nu de vuilstort Bavel aan te wijzen als plaats waar geconcentreerd vuil gestort moet
worden. Maar dan niet, en dat is ook voortdurend vanuit deze Raad naar voren gebracht,