gebied van sociaal culturele aktiviteitenzoals door de regering neergelegd in de
algemene maatregel van bestuur inzake de rijksbijdrageregeling sociaal culturele ak
tiviteiten.
Deze paragraaf achten wij in zoverre belangrijk, omdat, volgens de regeling
in de nabije toekomst veel van de Raad wordt verwacht.
Uw beleidsplan is er een van 4 jaar. In deze lijkt het ons een goede zaak Uw visie
te geven over de voorschriften van het ministerie van Cultuur, Recreatie en Maatschap
pelijk werk (C.R.M.), teneinde in de komende jaren in aanmerking te kunnen komen voor
een rijksbijdrage.
De Raad zal op Uw voorstel eerstens een plan moeten vaststellen, waarin de grote lij
nen van het beleid worden vastgesteld ten aanzien van sociaal culturele aktiviteiten.
Ten tweede zal op Uw voorstel de Raad jaarlijks een programma moeten vaststellen,
waarin wordt aangegeven hoe een geschakeerd aanbod wordt gerealiseerd van sociaal cul
turele aktiviteiten. Van groot belang achten wij het voorschrift van het ministerie
van C.R.M. dat de Raad, na overleg met betrokken groepen uit de bevolking, een in
spraakverordening vaststelt.
Tot slot brengt het voorschrift van het ministerie met zich mee dat de Raad bij de
verordening vaststelt aan welke voorschriften de sociaal culturele aktiviteiten
moeten voldoen om voor een subsidie in aanmerking te komen.
Over het vorenstaande heeft kennelijk de staatssecretaris van C.R.M. op
6 oktober 1978 Uw College per circulaire geïnformeerd. Het is begrijpelijk dat deze
nieuwe circulaire van het Rijk nog niet is ingepast in Uw beleidsplan. Enig voorbe
houd in de door U gedane presentatie was echter wel op zijn plaats geweest. We ver
wachten echter wel een visie in deze van U, zowel op de korte als de lange termijn.
Over de genoemde circulaire van het ministerie hebben wij nog enkele vra
gen over de te volgen procedure, namelijk
1. Heeft het College vóór 1 november 1978 een voorlopige verklaring bij het ministerie
van C.R.M. ingediend, teneinde in aanmerking te komen voor een rijksbijdrage over
1979?
2. Is aan U, door het ministerie, uiterlijk op 10 oktober 1978 een voorlopige opgave
verstrekt met betrekking tot de voor 1979 te verwachten rijksbijdrageregeling?
3. Hoe denkt U vóór 1 april 1979 een definitieve aanvraag om een rijksbijdrage voor
het jaar 1979 in te dienen, gezien het gegeven dat zowel stichtingen en instellingen
die niet alleen door het Rijk en/of gemeente, maar ook door de gemeente alleen gesub
sidieerd werden, opgenomen worden in de totale opgave?
Worden ook de sportieve recreatie, het peuterspeelzaalwerkde amateuristische kunst
beoefening en volkscultuur, alsmede de centra voor kunstzinnige vorming, die uitslui
tend door de gemeente worden gesubsidieerd, erbij betrokken?
4. Hoe denkt het College het eerder genoemde vier-jarenplanhet gemeenteprogramma,
de inspraakverordening en de subsidieverordening te vewezenlijken?
WELZIJN EN WOONWAGENBEWONERS:
Omtrent de standplaats voor woonwagens maakt onze fractie nog enkele
aantekeningen, wij achten het noodzakelijk, dat er op korte termijn deskundige en
objectieve voorlichting wordt gegeven over "woonwagenbewoners, hun leefwereld en leef-
situatiej de decentralisatie van de woonwagenbewoners en de directe en indirecte ge
volgen ervan". Dit lijkt ons daarom van groot belang om straks in de Raad tot een goe
de besluitvorming te komen. In verband hiermede zouden wij nu reeds ingelicht willen
worden over het overleg dat plaats gevonden heeft tussen Uw College, Gedeputeerde Sta
ten en het Woonwagenschap Breda. Wij stellen deze vraag temeer, omdat volgens Uw me
dedeling een uitspraak van Gedeputeerde Staten binnen korte tijd te verwachten is.
Wij hebben gemeend dat bij de benadering van dit probleem niet uitsluitend
gedacht en gesproken mag worden over de lokatie sek.
Meneer de Voorzitter, overigens a titre personel, zou ik willen zeggen, of
willen toevoegen, wat hier voor staat met betrekking tot de eventuele voorlichting
zouden wij misschien nog kunnen stellen, dit eerst te geven aan de raadsleden en wel
door de landelijke vereniging van het woonwagenwerk die daar zeker toe bereid zijn om
die te willen geven, dank U wel.