-19-
instemmen met het lage dekkingspercentage van nu. In antwoord hierop zegt de VOOR
ZITTER dat er toch wel twijfels bestaan over de juistheid van het huidige systeem:
verhaal van de kosten via de prijs van de zakken. Er wordt nogal eens vuil aangetrof
fen in sloten, en er wordt vuil meegegeven in vreemde zakken. Het systeem is dus niet
sluitend. Vandaar dat toch gezocht wordt naar een andere mogelijkheid. De wethouder
van openbare werken zal dit in de betreffende commissie bepraten. Misschien zou een
aanslag reinigingsrechten, in kombinatie met verkoop van de huisvuilzakkeneen beter
systeem zijn.
Per 1 januari gaat een set huisvuilzakken f 10,kosten, waarvan 1,voor de win
kelier is.
De VOORZITTER zegt hiermede aan het einde van de beantwoording te zijn ge
komen
Geprobeerd is de beantwoording zo volledig mogelijk te doen zijn. Een aantal zaken
zal in de toekomst nog aan de orde komen.
Graag wil de VOORZITTER benadrukken- op het voetspoor van wat vanuit de raadsfracties
bij de Algemene Beschouwingen in ruime mate tot uitdrukking is gebracht - de royale
en loyale steun van het gehele ambtenarenkorps.
Met plezier konstateert de VOORZITTER dat er heel goede verhoudingen heersen op het
gemeentehuis en ook bij de ambtenaren van de buitendienst. Het College hecht grote
waarde aan een goed personeelsbeleid. Uit het geringe verloop onder de ambtenaren mag
misschien worden afgeleid dat men hier toch met plezier werkt.
Speciaal wil de VOORZITTER nog zijn dank betuigen aan de mensen die het beleidsplan
tot stand hebben gebracht en dan nog in het bijzonder aan de mensen van,de afdeling
financiën die al het cijferwerk hebben verricht.
Hierna schorst de VOORZITTER de vergadering voor een korte pauze.
Na heropening geeft hij het woord aan het C.D.A.
De Heer BEEREPOOT zegt in de algemene beschouwingen gekonstateerd te hebben dat de
financiële situatie van de gemeente ujjtermate gezond is. Hij wil hier nu niet veel meer
aan toevoegen In het algemeen is zijn fractie gelukkig met de beantwoording van de
gestelde vragen. Wel wil hij even terugkomen op wat de Voorzitter in de inleiding van
het antwoord gesteld heeft. Met name het antwoord ten aanzien van het beschikbaar heb
ben van tijd voor het vervullen van het raadslidwerkEr staat dat het geen sinecure
meer is om het raadslidmaatschap te vervullen, dat het eigenlijk niet meer in de vrije
tijd kan worden bijgehouden. En dan wordt gesteld dat het eigenlijk niet kan omdat
er minder prettige beslissingen moeten worden genomen. De Heer Beerepoot zegt het
verband niet direct te zien.
De VOORZITTER onderbreekt de Heer Beerepoot en merkt op dat het antwoord
van het College niet is datgene wat op papier staat doch datgene wat vanavond gezegd is
De door de Heer Beerepoot genoemde passage is niet als antwoord gegeven.
De Heer BEEREPOOT zegt toch te vinden dat wat hier namens het College is
aangegeven een vrij formele afdoening van de zaak is. Zijn fractie vindt dat het raads
lidmaatschap toch iets is wat in belangrijke mate in de vrije tijd moet kunnen worden
gedaan
Het antwoord van het College gaat er van uit dat de vergoeding voor de raadsleden vol
doende moet zijn als compensatie voor de tijd die er aan besteed moet worden.
De Heer BEEREPOOT vraagt er toch rekening mee te willen houden dat bepaalde raadsleden
hun funktie juist in de vrije tijd moeten kunnen uitoefenen.
De Heer VAN GESTEL zegt met zijn opmerking over de mammoetbedrijven in het
buitengebied bedoeld te hebben bestaande bedrijven die zich tot een mammoetbedrijf
gaan ontwikkelen. Is daar met dit bestemmingsplan iets tegen te doen?
Het College stelt verder dat het stadsgewestelijk structuurplan een zaak is van het
stadsgewest. Zijn vraag is dan of de gemeente een inspraak- of informatieavond kan
geven over het streekplan West-Brabant, voor zover het op Nieuw-Ginneken betrekking
heeft. Zijns inziens is het dan misschien goed om dan tegelijk ook het structuurplan
van het stadsgewest te behandelen. Die zaken hebben toch nauw verband met elkaar.
Ten aanzien van de recreatie is gesteld dat die enerzijds niet gestimuleerd moet wor
den maar dat anderzijds de mensen wel gestimuleerd moeten worden in het buitengebied
te komen recreëren. De Heer VAN GESTEL vraagt hoe hij dit moet verstaan.
Verder merkt hij op dat in alle nieuwe bestemmingsplannen de woningverdeling is
1/3, 1/3, 1/3. Dat betreft dan 3 soorten woningbouw. Hij vraagt waar deze verdeling op
berust.