OPENBARE VERGADERING VAN DE RAAD DER GEMEENTE NIEUW-GINNEKENGEHOUDEN OP DINSDAG
9 MEI 1978, TE 20.00 UUR, TEN GEMEENTEHUIZE.
Aanwezig: Alle Leden van de Raad, te weten
M.P.A. AARTS, A.J. BINK, A.J. VAN DUN, H.M.C.J. VAN GILS, J.H. VAN GILS,
A.C. HUIJBEN, H.A.M. OOMEN, F.L.M. PAULUSSEN, H.H.M. PLATZBEECKER, IR.
R.H. PEGEL, C.J. VERKOOIJENJ.C. VAN DER WESTERLAKEN, EN W.CH. WILLEM-
SEN.
VOORZITTER: DRSM.J.H. VAN DE VEN
SECRETARIS: MR. TH. BOSSINK.
De VOORZITTER opent de vergadering met het gebruikelijke gebed.
Vervolgens stelt hij aan de orde:
1. NOTULEN VAN DE VERGADERING VAN 21 MAART 1978:
Zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming worden deze ongewijzigd vastge
steld.
2. INGEKOMEN STUKKEN:
De Heer VERKOOIJEN vraagt bij punt d. (verdaging beslissing Gedeputeerde Sta
ten op bestemmingsplan Galder 1976) of deze verdaging betekent dat voorlopig nog
niet gebouwd kan worden.
De VOORZITTER antwoordt dat Gedeputeerde Staten hun oordeel vaak niet binnen
de voorgeschreven termijn kunnen geven; dan is verdaging een heel gewoon verschijn
sel. Ingevolge artikel 19 kan echter wel geanticipeerd worden op de goedkeuring,
en dat is ook hier te verwachten. De kredieten voor het bouwrijpmaken zijn intussen
door Gedeputeerde Staten al goedgekeurd.
Bij punt f. (ontgrondingsvergunning Lijndonk) merkt de Heer J.H. VAN GILS op
dat het prettig zou zijn geweest als de raadsleden hier eerder van zouden hebben
kunnen kennisnemen. De Raad heeft hier al diverse malen over gesproken. In ieder
geval zou overlegging aan de Raad vóórdat de beroepstermijn verstreken was aan te
bevelen zijn geweest. De Heer J.H. VAN GILS vraagt zich namelijk af of de gemeente
niet in beroep had moeten gaan tegen het verlenen van deze vergunning.
Burgemeester en Wethouders hebben eerder per brief aan Gedeputeerde Staten bepaalde
bezwaren kenbaar gemaakt. O.A. heeft het College opgemerkt dat het daar op Lijndonk
niet zou moeten gebeuren tegelijk met Tervoort. Een bepaling in deze geest heeft
de Heer J.H. VAN GILS in de vergunningsvoorwaarden niet kunnen vinden.
Ook heeft het College gesteld dat het opvullen van de put met "vrijkomende specie"
erg vaag is; gevraagd werd om een betere omschrijving. Nu staat er: "grond", maar
ook dat is een vaag begrip. Het College heeft ook opgemerkt dat het problemen zag
met het vervoer over de wegen die daar liggen. Ook daarover is in de vergunnings
voorwaarden niets te vinden. Toch heeft het College niet voorgesteld in beroep te
gaan. De Heer J.H. VAN GILS vraagt wat hiervan de reden is.
De Heer H.M.C.J. VAN GILS zegt eveneens vragen hierover te hebben, die gedeel
telijk aansluiten op hetgeen zijn naamgenoot heeft gezegd. Hij vraagt of het Col
lege de voorwaarden waaronder de vergunning is afgegeven voldoende acht; wie be
last is met de controle op de naleving; en of het College frequent controle zal uit
oefenen wanneer met de uitvoering begonnen is.
De Heer C.J. VERKOOIJEN stelt de vraag of niet bepaalde moeilijkheden te on
dervangen zijn met het verlenen van een hinderwetsvergunning.
De VOORZITTER merkt op dat de Raad, ook wanneer de formele beroepstermijn ver
lopen is, altijd nog de mogelijkheid heeft zijn mening kenbaar te maken aan de
Kroon. Een aantal belanghebbenden is_ inmiddels bij de Kroon in beroep gegaan, maar
het College heeft dit niet gedaan. Inderdaad heeft het College bij brief van 16