februari 1976 een aantal opmerkingen aan Gedeputeerde Staten kenbaar gemaakt. Dit betekent niet dat wanneer op een gedeelte daarvan in de vergunningsvoorwaarden niet wordt ingegaan meteen het sein op rood komt te staan om in beroep te gaan. Dat hangt toch wel af van de aard van de verlangens die iemand kenbaar maakt. Voor het College was belangrijk dat daar op een geordende manier ontgrond gaat wor den. Tegen de ontgronding zelf heeft het College geen bezwaar gemaakt. Die ontgron ding heeft heel uitdrukkelijk een bedoeling: grondstoftoevoer voor de steenfabriek in Gilze-Rijen. Het College heeft willen voorkomen dat eenzelfde situatie zou ont staan als op Tervoort. De situatie Tervoort is uit de hand gelopen en daarom is een aantal verlangens bij Gedeputeerde Staten gedeponeerd. De essentie nu is door ge noemd College overgenomen. Een van de verlangens was dat de vrijkomende put niet opgevuld zou worden met vuil, inert of alert. Inert vuil is steenpuin, alert vuil is huisvuil waar binnen zich organische processen gaan afspelen. Het College heeft daarom gesteld dat alleen "grond" gestort zou mogen worden. In de tweede plaats vond het College dat er zeker niet hoger dan op maaiveldhoogte gestort mocht worden, eventueel een halve meter lager waardoor er een verglooiïng kan ontstaan in het terrein. Ook die voorwaarde is door Gedeputeerde Staten overgenomen. Nu kan men natuurlijk opmerken dat die voorwaarde ook gold voor Tervoort en dat er toch een vuilberg is gekomen. Duidelijk is echter dat men in 1978 hier zorgvuldiger en kritischer tegenover staat. Bovendien is er in Bavel een regionale vuilstort wat het gevaar van een nieuwe vuilstort op "Lijndonk verkleint. Het College heeft daarom geoordeeld: als er voldoende controle wordt uitgeoefend (wat hier de taak van Gedeputeerde Staten is) dan kan het met de verleende vergun ning instemmen. Juist omdat er geen vuil gestort zal worden zal, zo zegt de VOORZITTER, aan het adres van de Heer Verkooijen, er géén hinderwetsvergunning nodig zijn. Dié moge lijkheid om extra waarborgen te scheppen ontbreekt dus. Vindt de Raad niettemin dat er reden is toch in beroep te gaan, dan kan de Raad nu de officiële beroepstermijn verstreken is toch aebruik maken van het recht van pe titie en zijn mening aan de Kroon kenbaar maken. Gewoonte is dat hier ambtshalve door de in beroep beslissende instantie toch acht oo wordt geslagen. Aan het antwoord van de Voorzitter voegt WETHOUDER OOMFN nog toe dat hij samen met Openbare Werken een onderhoud heeft gehad met de Heer Jansen van de Grontmij. Gewezen is daarbij op de problemen van de afvoer van het leem en de toekomstige aan voer van zand. De Grontmij treedt op als uitvoerder voor de steenfabrieken. Gezegd is toen dat in eerste instantie de leemwinning zal geschieden op Tervoort en dat het nog wel 3 a 4 jaar kan duren voordat Lijndonk aan de beurt komt. Van de kant van de gemeente is er op gewezen dat de wegen daar niet bestand zijn tegen de zware vrachten, die bovendien veel verontreiniging met zich zullen brengen. Er is toen over gesproken dat de Tiendweg, die in het programma van de ruilverkave ling ligt om verbreed en verhard te worden, misschien verzwaard aangelegd zou kun nen worden, en eventueel een meter breder. De indruk is dat de Grontmij zeker bereid is om tot een goede oplossing van dit probleem te komen. De VOORZITTER merkt op dat dit gesprek met de Grontmij juist gehouden is om voor de schade die door de af- en aanvoer van leem respectievelijk zand aan de we gen zal worden toegebracht een regeling te treffen. Dergelijke schade behoort voor rekening van de Grontmij te komen. Verder overleg terzake is wel te verwachten. De Heer J.H. VAN GILS zegt door de gegeven antwoorden tot de opvatting te ko men dat een aantal essentiële dingen niet geregeld is. Hij zegt er van overtuigd te zijn dat de Grontmij straks gaat werken op een manier die haar 't beste uitkomt. Hij is er niet zeker van dat de Grontmij zo gemakkelijk bereid zal zijn eventuele schade te vergoeden. Ook is hem niet duidelijk waar de Grontmij de grond vandaan moet halen om later de put weer op te vullen. Op Tervoort gebeurt veel in afwijking van de voorwaarden WETHOUDER OOMEN antwoordt dat de voorwaarde van volstorten met grond uitdruk kelijk door de Provincie gesteld is en dat naleving daarvan verwacht mag worden. De Heer H.M.C.J. VAN GILS wijst er op dat een zeer goede controle op de nale ving van de vergunningsvoorwaarden nodig zal zijn, óók van de kant van de gemeente.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Nieuw-Ginneken - Notulen en bijlagen van de gemeenteraad | 1978 | | pagina 93