De VOORZITTER wijst er op dat het niet mogelijk is steeds aanwezig te zijn wanneer er gestort wordt. Daarvoor is trouwens de bezetting van Openbare Werken ook veel te klein, en 100% deskundigheid ten aanzien van hetgeen gestort wordt is ook niet te verwachten. Uiteraard zal wel naar vermogen gecontroleerd worden, maar dui delijk is dat de Provinciale Waterstaat terzake veel meer deskundigheid bezit. Meer dan steekproefsgewijze controle is van de gemeente zeker niet te verwachten; ook de provincie zal vaak niet verder kunnen gaan. De Heer H.M.C.J. VAN GILS merkt verder op dat wethouder Oomen zegt dat het nog wel 3 a 4 jaar kan duren voordat Lijndonk aan de beurt komt. Maar een van de voorwaarden van de verleende vergunning is toch dat 30 juni 1980 de gehele ontgron ding gereed moet zijn WETHOUDER OOMEN zegt dat hij zijn informatie heeft van de Grontmijwaar schijnlijk zal men straks verlenging van deze termijn vragen. De Heer VERKOOIJEN zegt dat het hem bevreemdt dat hier geen hinderwetsver gunning nodig is. Hij wijst op de ontgronding bij Pelkmans WETHOUDER OOMEN antwoordt dat daar niet in water gestort mocht worden, alleen vaste stoffen, en daar wordt steenpuin mee bedoeld en hout. Wanneer vuil gestort wordt is er wél een hinderwetsvergunning nodig. De Heer J.H. VAN GILS zegt dat hij er toch voor voelt alsnog in beroep te gaan bij de Kroon. Er moeten vooraf regelingen te maken zijn met welk soort wagens de af voer zal plaats hebben, langs welke wegen, enz. enz. Het is geen goede zaak dit achteraf nog te moeten regelen. De Heer H.M.C.J. VAN GILS zegt er eveneens voor te zijn alsnog in beroeD te gaan. De Heer PAULUSSEN vraagt welke middelen de gemeente ten dienste staan om bij onverhoopte schade tot verhaal te komen. De VOORZITTER antwoordt dat dit privaatrechtelijk geregeld is. Overigens zijn er goede voorbeelden van dat dit soort zaken tevoren geregeld wordt tussen de ge meenten en de ontgrondende instantie. Dat is ook de reden geweest waarom het College hierover contact heeft gezocht met de GrontmijDat overleg is nog niet afgelopen. Het voorstel van de beide raadsleden VAN GILS om in beroep te gaan krijgt steun uit de Raad. De VOORZITTER schorst de vergadering voor kort overleg met de wethouders. Na heropening zegt de VOORZITTER dat het College meende goede gronden te hebben om niet in beroep te gaan. Het College heeft echter begrip voor het initiatief-voorstel. Het zal er zich niet tegen verzetten alsnog in beroep te gaan. Zonder hoofdelijke stemming besluit de Raad hiertoe over te gaan. Aan het College wordt overgelaten een formulering te vinden in de geest van hetgeen vanuit de Raad hierover naar voren is gebracht. De Heer J.H. VAN GILS onderstreept dat dus de bedoeling is meer greep te krij gen op een aantal zaken die nu nog niet geregeld zijn en niet de ontgronding als zo danig tegen te gaan. Bij punt t. (bericht van het Woonwagenschap Breda inzake ongeschiktheid loca tie Beukenlaan) vraagt de Heer PLATZBEECKER wat nu verder de procedure zal zijn. De VOORZITTER antwoordt dat er nu een conflict is tussen het Algemeen Bestuur van het Woonwagenschap en de Raad van Nieuw-GinnekenGedeputeerde Staten moeten nu een uitspraak doen. Wordt de locatie-aanwijzing niet goedgekeurd dan zal de Raad binnen korte tijd opnieuw een plaats aanwijzen in overeenstemming met het gevoelen van het Woonwagenschap. Met inachtneming van het vorenstaande worden de op de agenda vermelde ingeko men stukken verder voor kennisgeving aangenomen. 3. VOORSTEL IN TE STEMMEN MET DE BEGROTING 1978 VAN MUZISCHE VORMING NIEUW-GINNEKEN; De Heer VERKOOIJEN zegt dat zijn fractie wel met de voorgestelde begrotings wijziging kan instemmen, maar hij zou er toch op willen aandringen de begroting voor het nieuwe jaar eerder ter tafel te brengen. B.v. de begroting 1979 in mei 1978. De VOORZITTER zegt dat ook het College voor tijdige indiening van de begroting is. De beheerscommissie heeft terzake ook bepaalde toezeggingen gedaan. Zonder hoofdelijke stemming wordt besloten zoals op de agenda voorgesteld.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Nieuw-Ginneken - Notulen en bijlagen van de gemeenteraad | 1978 | | pagina 94