-3- in van de school om al of niet een beroep te doen op de onderwijsbegeleidings dienst, maar ook de vrijheid om te bepalen waaruit de hulp zal bestaan. Een noodzakelijke vertrouwensrelatie tussen school en onderwijsbegeleidingsdienst kan alleen groeien indien deze is gebaseerd op vrijheid van keuze. Het dienstverlenende en ondersteunende karakter van de begeleiding komt hierin tot uitdrukking dat de onderwijsbegeleidingsdienst geen taken van de school overneemt, maar slechts ondersteuning geeft waar de school zelf bepaalde taken (nog) niet aankan. Het streven is daarbij gericht op het bevorderen van de deskundigheid binnen de school, zodat de school, in casu de leerkrachten, op den duur bedoelde taken zelf kunnen vervullen. De vrijheid van de school en het ondersteunende karakter van de dienst verlening impliceren dat de school zelf volledig verantwoordelijk blijft voor de inhoud en vormgeving van het onderwijs. Een en ander betekent uiteraard niet dat de onderwijsbegeleidingsdienst geen ei gen ideeën heeft. Het is echter juist de "proffessionaliteit" van de dienst die haar in staat stelt bij haar begeleidingswerk de doelstellingen en wensen van de school als uitgangs- J |j! punt te nemen en daarbij haar eigen ideeën zoveel als nodig naar de achtergrond te dringen. In sommige kringen leeft de angst dat een door de overheid gefinancieer- de dienst zou kunnen leiden tot een ongewenste bemoeienis Cto te voorkomen dat de overheid de subsidiekraan gaat hanteren om allerlei zaken van en via de verzorgingsstructuur gedaan te krijgen is het noodzakelijk, dat bij de beleidsbepaling van een onderwijsbegeleidingsdienst, het onderwijsveld een beslissende stem heeft. Onder onderwijsveld wordt hier verstaan vertegenwoordigers van schoolbesturen, oudercommissies en onderwijsgevenden. Naast een vertegenwoordiging op het be stuurlijke nivo kan voor het onderwijsveld een bepalende inbreng gegarandeerd worden op programmatisch vlak door de instelling van een adviesraad of program ma-commissie, waarin het onderwijsveld is vertegenwoordigd. Het werkplan van een onderwijsbegeleidingsdienst dient in nauw overleg met het onderwijsveld tot stand te komen. De genoemde onderwijs-overlegorganen bieden een goed gespreksplatform waar de voorbereiding, uitvoering en evaluatie van het werkplan van een onderwijsbegeleidingsdienst nauwlettend gevolgd kunnen worden. 3Stand van zaken met betrekking tot een regionale Schooladvies- en Begelei- dingsdienst voor Breda e.o. I 01 Mede op initiatief van de Regioraad van de voormalige Regio Breda werd op 28 mei 1974 een werkgroep geïnstalleerd waarin naast vertegenwoordigers van de Regio Breda zitting hadden afgevaardigden uit de verschillende geledingen van het bijzonder onderwijs, een vertegenwoordiger namens het openbaar onderwijs en enkele afgevaardigden namens de S.A.D. Breda, welke tot taak kreeg een advies uit te brengen over een regionale schooladvies- en begeleidingsdienst en daarbij onder meer na te gaan welke de meest in aanmerking komende samenwerkingsvorm voor een organisatieopzet van een regionale schooladvies- en begeleidingsdienst dien de te zijn. Het eindrapport van de werkgroep dat voor U ter visie is gelegd konkludeert dat behoudens voor wat betreft de juridische vormgeving over de overige zaken over eenstemming werd bereikt. Voor het bijzonder onderwijs bleek een publiekrechtelijke bestuursvorm op grond van zowel artikel 61 van de gemeentewet als op grond van artikel 1 of artikel 41 van de wet gemeenschappelijke regelingen op dat moment niet geschikt. Veeleer achtte men de verenigings of stichtingsvorm de aangewezen bestuurlijke vormgeving 3.1. Verdere ontwikkelingen in verband met regionalisering. Naar wij hebben vernomen bestaat er echter uitzicht dat binnen afzien-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Nieuw-Ginneken - Notulen en bijlagen van de gemeenteraad | 1979 | | pagina 116