-7-
gaat dan steeds om vrijblijvende gedachtenwisseling over diverse zaken, waaronder
natuurlijk ook zaken kunnen zijn die het stadsgewest aangaan. Dat kan dan zaken be
treffen die al lang door de stadsgewestraad besproken zijn of misschien pas over een
aantal maanden aan de orde komen.
De Heer VAN DER WESTERLAKEN constateert dat dus in ieder geval één partij
zich politiek opstelt en dat het mogelijk is dat deze ontwikkeling zich verder door
zet
De Heer BEEREPOOT merkt naar aanleiding van het antwoord van de voorzit
ter op dat naar zijn mening gestreefd moet worden naar een grote mate van flexibili
teit in het bestuur. Dit bestuur moet zo goed mogelijk beantwoorden aan de wensen
in de samenleving en die samenleving is voortdurend aan verandering onderhevig.
Het is beter flexibel hierop te kunnen reageren dan opeens ingrijpende wijzigingen
in de bestuursstructuur te moeten aanbrengen.
De Heer BEEREPOOT betwijfelt ook de bereidheid van Den Haag om taken over te dragen
aan lagere corporaties. In dit opzicht heeft de Heer BEEREPOOT toch een beetje moei
te met de termijn "verlengd lokaal bestuur", omdat dan toch weer het gevaar ontstaat
van een inflexibele laag die een eigen leven gaat leiden al of niet met rechtstreek
se verkiezingen.
Denkbaar is b.v. dat het stadsgewest in de toekomst een aantal taken naar de provin
cie zou zien overgaan, b.v. allerlei vormen van planning waar het stadsgewest mo
menteel een grote taak in ziet.
De Heer BEEREPOOT zegt moeite te hebben met de opmerking van de Heer van Yperen dat
het nu gaat om een gevoelskwestie.
Als gedacht wordt over een wijziging van de structuur van het gewestbestuur moet er
duidelijk gepraat worden over de taken die de verschillende lagen gaan uitoefenen.
Men komt niet tot een goede organisatie als hierbij gevoelskwesties de overhand
krijgen. Als voorkeur wordt uitgesproken voor 3 bestuurslagen moet duidelijk worden
aangegeven welke taken die 3 lagen hebben met inachtneming van vormen van interge
meentelijke samenwerking, die echter behoorlijk in de hand gehouden moeten worden.
Moeite heeft de Heer BEEREPOOT ook met de opmerking van de Heer Platzbeecker dat
West-Brabant een economische eenheid zou zijn. In het verleden is gebleken dat men
elkaar als het ware naar het leven staat bij vestiging van grootschalige industrie
terreinen. Op dit moment kan men ook bestuurlijk nauwelijks met elkaar spreken.
De Heer BEEREPOOT meent daarom dat in de eerste plaats gestreefd moet worden naar
handhaving van de provinciale eenheid en niet naar provinciale opdeling alvorens
duidelijkheid is verkregen over de decentralisatie van rijkstaken.
Hij wijst er op dat enorme schaalvergrotingen zijn opgetreden, dat ook de communica
tiemogelijkheden sterk verbeterd zijn. Deze ontwikkeling zal zich waarschijnlijk
voortzetten en dan kan een grotere provinciale eenheid wellicht voordelen hebben
boven kleinere eenheden. Zo meent hij dat het op langere termijn beter is de eenheid
van Noord-Brabant te handhaven.
De Heer VAN YPEREN zegt zich in feite onmachtig te vinden iets te zeggen
over de reorganisatie van het binnenlands bestuur. Overigens meent hij dat het
standpunt van gemeenteraden weinig gewicht in de schaal zal leggen als hierover op
landelijk niveau beslissingen worden genomen.
De Heer VAN YPEREN meent verder dat deze avond zakelijke argumentatie niet op tafel
is gelegd. Wel gevoelsmatige overwegingen die niet op zakelijke gegevens steunen.
De Heer PLATZBEECKER zegt in tegenstelling tot de Heer Beerepoot wel
vertrouwen te hebben in de plannen van het kabinet tot decentralisatie van rijksta
ken, gezien ook de opvatting dat meer verantwoordelijkheid bij de burger gelegd moet
worden
Verder zegt de Heer PLATZBEECKER op zakelijke gronden van mening te zijn dat in
West-Brabant toch wel sprake is van een economische eenheid. Nogmaals wijst hij hier
bij op de situering rondom de as Antwerpen-Rotterdam en de vloedgolf van economische
aktiviteiten daaromheen. Dit neemt niet weg dat in dit gebied ook bepaalde contro
versen kunnen bestaan. Problemen zijn er echter om opgelost te worden.
Enigszins bezorgd toont de Heer PLATZBEECKER zich wel over het gesignaleerde vóór-
overleg door tenminste één fractie van de stadsgewestraad. Hij constateert dat bij
dit progressieve vooroverleg er sprake is van een gedisciplineerd georganiseerde
aanpak
De Heer WILLEMSEN zegt dat hij bedoeld heeft er op te wijzen dat er wel
degelijk contacten bestaan van de leden van provinciale staten met de verschillende