-2-
het weekeinde wordt doorgewerkt, vooral als men verwacht dat de grond spoedig van
eigenaar zal veranderen door b.v. een nieuwe bestemming zoals hier het geval is ten
aanzien van de Galderse Meren.
Hij zou daarom het College willen uitnodigen er bij Gedeputeerde Staten op aan te
dringen het toezicht op de ontgrondingen te verscherpen en de boete op overtreding
van de voorwaarden flink te verhogen.
De Heer WILLEMSEN vraagt waarom het College niet in beroep gaat.
De VOORZITTER antwoordt dat het in dit geval maar om een kleine ontgronding
gaat. Er is een redelijke zekerheid dat er geen rampen zullen gebeuren. Daarom meent
het College géén reden te hebben in beroep te gaan.
Overigens is het zo dat het uiteraard niet mogelijk is permanent een toezichthouder
te posteren bij ontgrondingen.
De voorwaarden die door Gedeputeerde Staten gehantheerd worden zijn de gebruikelijke.
Deze vergunning geeft daarom z.i. geen reden om op verzwaring van de sancties aan te
dringen.
Hierna wordt ten aanzien van alle ingekomen stukken besloten zoals op de
agenda voorgesteld.
3. VOORSTEL TOT VASTSTELLING VAN DE SLOTBEGROTINGSWIJZIGINGEN VAN DE DIENST 1978,
ALSMEDE DE 27e, 28e EN 29e WIJZIGING VAN DE BEGROTING ALGEMENE DIENST 1979/6e
WIJZIGING BEGROTING GRONDBEDRIJF 1979:
Zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming wordt besloten zoals op de
agenda voorgesteld.
4VOORSTEL TOT AFWIJZING VAN HET SUBSIDIEVERZOEK INGEDIEND DOOR DE R.K. MATIGHEIDS
BEWEGING "SOBRIëTAS TE VENRAY:
De Heer VAN TETERING zegt dat de motivering in het voorstel van het College
hem niet zo aanspreekt. Hij meent dat voorlichting op dit gebied voor de schoolverla
ters toch wel een goede zaak zou zijn.
De Heer H.M.C.J. VAN GILS is het hiermede eens: het verdient aanbeveling
met name de hoogste klassen van de basisscholen goede voorlichting te geven over dp
gevaren van gebruik van alcohol
.De VOORZITTER zegt dat enkele jaren geleden hierover gesproken is met de
schoolhoofden. Toen bleek dat er op de basisscholen geen behoefte was aan de actie
van Sobriëtas
De Heer VAN TETERING antwoordt dat zijns inziens voorlichting aan zesde
klassers toch zinvol is. Al in de eerste klas van de middelbare school wordt de
jeugd met dit probleem geconfronteerd.
De Heer H.M.C.J. VAN ÖILS meent dat het goed zou zijn eens opnieuw bij de
scholen te informeren.
WETHOUDER VAN GILS merkt op dat dergelijke voorlichting in Bavel al gegeven
wordt door het Bureau ter bestrijding van alcoholisme en druggebruik in Breda.
De Heren VAN TETERING en H.M.C.J. VAN GILS constateren dat het voorstel
dus niet juist geformuleerd is.
De VOORZITTER zegt toe dat opnieuw met de schoolhoofden contact zal worden
opgenomen. Voor zover er behoefte aan bestaat zal voorlichting gegeven moeten worden.
Hierna besluit de Raad zonder hoofdelijke stemming zoals op de agenda voor
gesteld.
5. VOORSTEL OM VOORALSNOG NIET IN TE STEMMEN MET DE FINANCIëLE GEVOLGEN VAN VOOR-
LICHTINGSAKTIVITEITEN DOOR HET STADSGEWEST BREDA IN 1980:
De Heer BEEREPOOT zegt het geheel eens te zijn met de conclusie dat op dit
moment niet beslist moet worden over het bedrag dat uitgetrokken wordt voor deze
voorlichting. Hij meent dat het Stadsgewest behoorlijke informatie zal moeten geven,
met een goede motivering, voordat hierover zinnig gediscussieerd kan worden. Hij is
van mening dat in ieder geval niet volstaan kan worden met een eenvoudige post in de
begroting. In principe kan een goed voorlichtingsbeleid echt wel van belang zijn,
maar niet zonder een goede informatie hierover.
De VOORZITTER zegt het hiermede eens te zijn. Aan het Stadsgewest zal om