14. VOORSTEL TOT BEHANDELING VAN DE GEMEENTEBEGROTING 1980:
Alvorens tot de werkelijke behandeling van de gemeentebegroting 1980 wordt
overgegaan wordt gelegenheid gegeven tot het houden van algemene beschouwingen.
De VOORZITTER verleent daartoe het woord aan de fraktievoorzitter van het
C.D.A. de Heer Beerepoot.
Fraktie C.D.A.
Het is de tweede maal, Mijnheer de Voorzitter, dat de C.D.A.-fraktie met U van gedach
ten mag wisselen omtrent het beleid dat in de komende jaren in de gemeente zal worden
gevoerd. In Uw inleiding van het plan geeft U aan dat "de verzorgingsstaat" een sterke
betrokkenheid van de overheid vraagt, een aandrang meenbrengt om voorzieningen te tref
fen en regelend in te grijpen. Wij zijn erg gelukkig met het feit dat U door middel
van een beleidsplan tracht de ontwikkelingen die op ons afkomen te voorzien, duidelijk
te maken om tijdig maatregelen te kunnen treffen. Een groot aandeel in zaken die onze
gemeente aangaan hebben wij geen vat op. De beleidsplanning roept dan ook op tot be
scheidenheid. De verzorgingsstaat is dan ook eerder een uitvinding van de Rijksoverheid.
Maar al te graag wil men op dat niveau allerlei taken behouden en naar zich toetrekken.
Onze fraktie is van mening dat de planning op- lokaal niveau zeer flexibel en direkt,
d.w.z. in direkt overleg met de betrokkenen tot stand dient te komen.
Meer dan aan een jaarlijkse rapportage hechten wij waarde aan een regelmatig overleg
over de vraagstukken die in de planningperióde op ons afkomen.
Namens de fraktie zou ik kort stil willen staan bij een aantal ontwikkelingen die in de
komende jaren voor onze gemeente van belang zijn en min of meer diep ingrijpen op ons
functioneren en leven en dat van onze medeburgers. In volgorde van belangrijkheid zou
den hier kunnen worden genoemd:
- de problematiek van de verkeerswegen en de uiteindelijke situering daarvan;
- de bestuurlijke reorganisatie, verder gaande regionalisatie;
- toenemende belangstelling voor medezegaenschapinspraak e.a.;
- de verdere uitbouw van het welzijnsbeleid;
- de financiële situatie van de gemeente.
De problematiek van de verkeerswegen heeft ons al menig vergaderuur gekost.
Ondanks dat zijn wij er niet in geslaagd een oplossing te vinden voor de onduldbare ver
keerssituatie in de Dorpstraat. Wij kunnen ons niet aan de indruk onttrekken dat we zo
wel in de steek worden gelaten door onze goede buur in Breda als door onze verre vriend
in Den Bosch.
Mijnheer de Voorzitter, het spreekt vanzelf dat wij met grote zorg de eventuele aanleg
van Rijksweg 58 in onze gemeente bezien. Ons leven en dat van onze lotgenoten zal hier
door diep worden geraakt. Omdat op korte termijn dit onderwerp in deze Raad in behande
ling zal komen is het niet gepast om hieromtrent nu verdere uitspraken te doen.
De discussie rond de reorganisatie van het binnenlands bestuur is weer in volle hevig
heid opgelaaid nu de Minister zijn vraagpuntennota aan de Tweede Kamer heeft aangeboden.
Wij hebben ons reeds eerder uitgesproken tegen een opdeling van Brabant in meer dan één
provincie. Niet omdat wij vinden dat het Drovinciaal bestuur een bolwerk van bestuurs
kracht is, maar omdat overheveling van Rijkstaken naar lagere niveaus en betere coördi
natie ervan binnen de provincie dringend geboden is en de democratische besluitvorming
van het binnenlands bestuur bevordert.
De C.D.A.-fraktie hecht grote waarde aan het handhaven van de gemeentelijke autonomie
en het daarbij behorende takenpakket. Verdere beperking leidt tot een onvolwassen be
stuurslaag en vergroting van de afstand tot de burger wiens belangen in de eerste plaats
moeten worden gediend. De gemeente dient de kern van onze bestuursopbouw te blijven.
Taken die daar kunnen worden uitgevoerd dienen daar te blijven. Het is echter vanzelf
sprekend dat door allerlei oorzaken, die wij hier niet behoeven te herhalen, het aantal
onderwerpen waarvoor samenwerking met andere gemeenten noodzakelijk is, in de toekomst
zal toenemen. Onderwerp van het beleidsplan zou daarom kunnen zijn het nagaan van die
werkzaamheden waarvoor samenwerking al dan niet gewenst is. Bij grensoverschrijdende
samenwerking denken wij op de eerste plaats aan de functie die het. Stadsgewest Breda in
deze reeds verricht. Als passend in de trend van de tijd waarderen wij de functie van
het Stadsgewest in beginsel als positief indien voldoende in het oog wordt gehouden dat
het hier gaat om een verlengstuk van het gemeentelijk bestuur. Wij zijn wel van mening,
Mijnheer de Voorzitter, dat de effectiviteit van het vergaderen van de Gewestraad en van
de daarin opererende frakties kan worden verbeterd. Wij achten dit laatste meer priori
teit hebben dan uitbreiding van het takenpakket.