Wij hebben een delegatie van het r.k. schoolbestuur Ulvenhout in een gesprek met ons college op 8 januari 1979 gewezen op de mogelijkheid om voor zowel de Mariaschool als voor de Mattheusschool aan de Minister om toepassing te vragen van artikel 101 ter, le lid, der Lager-onderwijswet 1920. Dit artikel bepaalt dat indien in een gemeente een bijzondere school is gevestigd die in bijzondere omstandigheden verkeert zoals bedoeld in artikel 55 cruater, de Mi nister, de Onderwijsraad en burgemeester en wethouders van de gemeente gehoord, op een vóór 1 mei van het dienstjaar door het schoolbestuur ingediend verzoek kan bepalen dat voor die school de vergoedingen, bedoeld in artikel 101, 2e, 3e, 5e of 8e lid, op een hoger bedrag per leerling worden vastgesteld. Ons college is namelijk van mening dat het voor de openbare basis school becijferde bedrag per leerling voor het jaar 1979 voldoende moet worden geacht voor de redelijke behoeften van een in normale omstandigheden verkerende school in deze gemeente, dit temeer omdat blijkt dat drie van de vijf in déze gemeente gevestigde bijzondere basisscholen hun exploitatie op die basis slui tend kunnen houden. Vaststelling van een bedrag per leerling ingevolge artikel 55 bis op een aanzienlijk hoger bedrag dan 395,27 zou de gemeente noodzaken om gelet op de financiële gelijkstelling openbaar onderwijs - bijzonder onder wijs ook aan de beide basisscholen te Bavel en de Rosmolenschool te Ulvenhout dit verhoogde bedrag per leerling beschikbaar te stellen zonder dat van de nood zaak daartoe blijkt. Gezien ook de mogelijkheid die artikel 101 ter van de Lager-onderwijswet biedt achten wij een dergelijke opstelling niet juist. Het r.k. schoolbestuur Ulvenhout heeft in bovengenoemd gesprek mede gedeeld zich nader te zullen beraden over het eventueel aan de Minister van toepassing vragen van artikel 101 ter van bedoelde basisscholen. Daarnaast werd medegedeeld dat om er zo zeker mogelijk van te kunnen zijn dat voor alle scholen een (gemiddeld) bedrag per leerling wordt vastgesteld waarmede die scholen ook daadwerkelijk kunnen worden geëxploiteerd, het schoolbestuur overweegt om na vaststelling door Uw Raad van het bedrag per leerling ex artikel 55 bis op een bedrag van 395,27 per leerling, inclusief administratiekosten, voor het jaar 1979, bij Gedeputeerde Staten verhoging van dit bedrag per leerling te vragen. Dit is dus, formeel gezien het instellen van beroep bij Gedeputeerde Staten tegen het door Uw Raad te nemen besluit. Wij kunnen dit standpunt begrijpen. Overigens hebben wij deze mededeling voor kennisgeving aangenomen. Resumerende stellen wij U voor het bedrag per leerling voor het jaar 1979, inclusief administratiekosten, te bepalen op 395,27, een en ander door vaststelling van het bijbehorend ontwerp-besluitDe ramingen in de door U vastgestelde gemeentebegroting 1979 behoeven hierdoor geen wijziging te onder gaan De commissies van advies en bijstand voor financiën en voor welzijns zaken hebben over dit voorstel advies uitgebracht. Beide adviezen liggen voor U ter inzage. BURGEMEESTER EN WETHOUDERS VAN NIEUW-GINNEKEN M. van de Ven burgemeester Th. Bossink secretaris

Raadsnotulen en jaarverslagen

Nieuw-Ginneken - Notulen en bijlagen van de gemeenteraad | 1979 | | pagina 36