-13-
Het zou bijzonder inconsequent zijn als Nieuw-G.inneken nu ook nog die eventuele
extra bouw van 1.000 woningen zou willen wegschuiven.
Vanavond is dit punt echter in feite niet aan de orde, al is het wel zo dat bij de
opzet van het plan De Bunder al wel rekening is gehouden met de gevolgen die een
extra groei met zich zou brengen. Dat is besproken met het ETIN, met de stedebouw-
kundige en met de verkeersdeskundigeMomenteel is de nota van het ETIN terzake nog
niet ontvangen, maar wel is de inhoud globaal bekend. Als die 1.000 extra woningen
er komen zal er ook méér bedrijfsvloeroppervlakte moeten komen, extra winkels dus,
en daarvan zegt het ETIN dat die bij voorkeur geconcentreerd moeten worden in het
hart van Bavel. Aansluitend hierop is van belang het onderzoek dat. heeft plaats ge
had naar de winkelvoorzieningen in Bavel en waaruit is voortgekomen dat het voor
Bavel een goede zaak zou zijn als de middenstand in Bavel een forse aanzet zou krij
gen c.q. een forse versteviging. Gewoon al om een goede middenstand te verkrijgen
en te behouden is concentratie nodig.
Wat de sociaal-culturele voorzieningen betreft is gedacht aan scholen. Nog niet dui
delijk is wat zou moeten gebeuren in De Bunder II. Wat de verenigingen betreft: mo
menteel is een onderzoek gaande - door een ambtelijke werkgroep onder leiding van
wethouder van Gils - naar de benodigde ruimte. Ook daarvan zegt het ETIN dat het
wenselijk is dat alles te concentreren in het centrum. Bavel is nog niet zo groot
dat het nodig zou zijn te deconcentreren.
Volgens de verkeersdeskundige is het effect van 1.000 woningen niet zodanig dat er
een reële verandering zou komen in de functie van de huidige wijkweg. Die weg blijft
wijkweg en krijgt een zodanig formaat dat die ook kan dienen als verzamelweg voor
De Bunder II.
Een omlegging Bavel is volgens de verkeersdeskundige niet reëel en wordt ook niet
voorzien.
De gedachte wijkweg is wel een weg met een doorgaand karakter, ter ontlasting van de
Kerkstraat.
De Heer Van Yperen heeft gevraagd of een veehandel ook een ambachtelijk bedrijf is.
De VOORZITTER meent dat de definitie van het begrip "ambachtelijk bedrijf" in de be
treffende voorschriften duidelijk niet geldt voor een veehandel.
Over de bedrijven van Oomen en Boomaars zijn vragen gesteld wat de bedrijfsuitoefe
ning betreft. Duidelijk is dat in de toekomst hier geen agrarische aktiviteit meer
kan worden uitgeoefend. Een andere vraag is natuurlijk wanneer men toe is aan wo
ningbouw ter plaatse en hoe lang het huidige gebruik kan worden voortgezet zonder
dat dit in strijd komt met de belangen van de woonbuurt die daarachter komt. Bekend
zal zijn hoe de Inspectie Volksgezondheid zich opstelt ten aanzien van de verhouding
agrarische bedrijven - woonbuurt. Het College kan daarom geen enkele garantie geven
dat een agrarische aktiviteit daar dan nog uitgeoefend zal kunnen blijven worden.
De eerste de beste die een bezwaarschrift indient bij de Inspectie Volksgezondheid
krijgt gelijk, en dit betekent dat hét gemeentebestuur verplicht zal zijn de hin
derwet toe te passen en over te gaan tot sluiting van het bedrijf. Er zijn al geval
len in de gemeente waarbij zich deze situatie voordoet. Het komt er dus op neer
dat de wens om agrarische aktiviteiten te blijven uitoefenen binnen het bestemmings
plan onhaalbaar zal zijn.
De VOORZITTER wijst er in dit verband nog op dat aanvankelijk de bedoeling was het
bestemmingsplan te laten lopen tot aan de Bolbergseweg. Omdat aan de Bolbergseweg
enkele bedrijven gelegen zijn die niet in het plan waren opgenomen heeft de provin
cie het College verplicht daar een gedeelte van de bestemming woonbebouwing terug
te nemen en in dit plan de bestemming agrarische aktiviteiten op te nemen. Het op
de kaart groen gekleurde deel heeft op deze wijze niet de bestemming woonbebouwing
gekregen. Zou men ook elders agrarische bedrijven willen ontzien, dan wordt tenmin
ste 150 meter geëist rond de betreffende bedrijven en dan kan het plan De Bunder wel
vergeten worden. Een en ander neemt echter niet weg dat het College graag bereid is
zich soepel op te stellen als het gaat om de mogelijkheid de betreffende bedrijven
zo lang mogelijk hun agrarische aktiviteiten te laten uitoefenen.
De basis van de overeenkomst die met de eigenaren gesloten zal moeten worden zal
echter niet anders kunnen, zijn dan afkoop van de agrarische aktiviteit, gepaard met
uiteraard volledige schadeloosstelling, waarover uiteindelijk de onteigeningsrechter
zich zou moeten uitspreken. Het College hoopt uiteraard in goed overleg met betrok
kenen tot een minnelijke overeenkomst te kunnen komen.