Het College is ook bereid van geval tot geval na te gaan wat haalbaar is tegen de
achtergrond van het bestemmingsplan.
De wet kent 2 soorten schade: de schade als gevolg van het feit dat men direct door
een bestemmingsplan getroffen wordt, inzake de eigendommen die in het plan liggen.
De eigenaren moeten dan volledig schadeloosgesteld worden, al dan niet via de Ont
eigeningswet. Maar ook indirect kan er schade zijn, ten aanzien van nronden die niet
in het plan liggen maar wel onder de invloedsfeer van dat plan. Artikel 49 van de
wet ruimtelijke ordening kent daarvoor de mogelijkheid dat de gemeente verplicht
wordt vergoeding van planschade toe te kennen. Van geval tot geval wordt dat bezien.
Het is dus niet zo dat nu in concreto wordt gezegd: die en die krijgt de schade ver
goed, maar gewezen wordt op de procedure die er is als iemand meent dat hij in de
geest van art. 49 onevenredig getroffen wordt. De Raad zal in zo'n geval uitspraak
moeten doen; leidt dat niet tot overeenstemming dan staat voor belanghebbende beroep
op de Kroon open.
Vandaag kan ook niet in concreto een uitspraak worden gedaan over de vraag of de ge
legenheid zal bestaan elders een nieuw bedrijf te stichten. Zoals al blijkt uit het
geen is gezegd over de bedrijven langs de Bolbergseweg mag zo'n bedrijf niet te
dicht bij een bestemmingsplan liggen.
Fasering is een wezenlijk element in dit plan. Nu wordt voor een reeks van jaren een
vlekkenplan vastgesteld; er komt dus een woonbestemming, die echter in een reeks van
jaren gerealiseerd zal worden, en dan aangepast aan de aktüaliteit van dat moment.
Moeilijkheid is echter dat het practisch ondoenlijk is toekomstige bewoners inspraak
te geven. Men kent die toekomstige bewoners immers niet. Als men bezig is met de
taillering wordt gepraat over toch nog vrij grove structuren. Wel zou mogelijk zijn
de Bavelse bevolking er op te laten inspelen, maar dat zijn dan niet typisch de
mensen die er komen wonen.
Aan de Heer Van der Westerlaken antwoordt de VOORZITTER dat met de door hem genoemde
aspecten is rekening gehouden, ook in de beoordeling door de provincie. De provincie
heeft het sein dus op groen gezet. Zo is ook duidelijk dat de geluidstroggen van de
vliegroutes vanuit het vliegveld niet zodanig richting Bavel gaan dat er sprake zal
zijn van onaanvaardbare geluidsoverlast.
De Heer PAULUSSEN merkt op dat de wijkweg volgens hetgeen de Voorzitter ge
zegd heeft bedoeld is om het verkeer in de Kerkstraat gedeeltelijk te ontlasten en
ook te dienen als verzamelweg voor de wijken.
Nu is de wijkweg in Oost-West richting geprojecteerd. Een Noord-Zuid-projectie zou
dezelfde functie hebben, maar minder aantrekkend zijn voor doorgaand verkeer.
De Heer PAULUSSEN meent dat de verkeersdeskundige in zijn prognoses dezelfde fout
maakt als zijn voorgangers al hebben gedaan: "het valt wel mee". Hij denkt dat het
niet mee zal vallen. Twee duizend woningen leveren toch zo'n 2.000 a 4.000 auto's
op, althans bij de huidige welvaartssituatie, zonder nog het aantrekkende doorgaand
verkeer. Nu al bestaat de wens de Kerkstraat te ontlasten.
Noord-Zuid-ligging is zelfs te prefereren: het plan zou op aantrekkelijke manier in
tweeën gedeeld kunnen worden ter weerszijde van het geplande parkje.
Hij blijft bij zijn voorstel nu aan de Noordkant van het plan ruimte te reserveren
voor een nieuwe doorgaande route. In dit verband stipt hij de problemen in Ulvenhout
aan: bezwaren die tegen een omleidingsroute kunnen worden ingebracht omdat er alsnog
een bestemmingsplan voor moet komen.
De Heer VAN YPEREN zegt zeer verontrust te zijn over de eventuele tweede
1.000 woningen. Een uitbreiding van Bavel zoals op de kaart voor dat geval aangege
ven lijkt hem een schrikbeeld.
Wat de kwestie van de veehandel betreft merkt de Heer VAN YPEREN op dat het gaat om
het stallen van vee telkens gedurende ëên nacht. Moet zo iemand als agrariër worden
gezi er.
Ten aanzien van Oomen en Boomaars heeft de Voorzitter een soepel optreden van het
College toegezegd. Kan hen echter op een bepaald moment een garantie worden gegeven
dat zij gedurende een aantal jaren hun bedrijf kunnen voortzetten en dat dus de
tijdslimiet aangegeven wordt waarbinnen ze moeten stoppen
De Heer VAN GESTEL zegt dat hij niet bedoeld heeft dat de grond van Oomen en
Boomaars niet in het plan opgenomen zou moeten worden maar alleen ze zo lang moge
lijk in de gelegenheid te laten hun bedrijf uit te oefenen.
De Heer BEEREPOOT komt nogmaals terug op de kwestie van de tweede 1.000 wo-