-18-
volstaan met daarnaar te verwijzen. Hoewel het jammer is dat een eindvisie ontbreekt
vindt hij toch dat het voorstel geaccepteerd kan worden.
De Heer PAULUSSEN zegt al in een vorige vergadering tot uitdrukking te hebben
gebracht blij te zijn dat Nieuw-Ginneken de gelegenheid geboden wordt te participe
ren. Hij hoopt dat de inbreng van de cremeente zodanig zal zijn dat de snelle afwer
king van de vuilstort daardoor gunstig beïnvloed kan worden.
De VOORZITTER zegt dat de opvatting van de Heer Van Yperen in feite betekent
dat het Stadsgewest alles moet overnemen, de grond, de investeringen, de risico's,
de exploitatie. Daarvan heeft het Stadsgewest gezegd dat het in theorie denkbaar is.
Geconstateerd kan echter worden dat er een werkmaatschappij opereert die bewezen
heeft in staat te zijn deze zaak geheel te behartigen. Het gevolg, de vuilberg, is
uiteraard niet ideaal. Maar dat blijft het ook als het Stadsgewest alles zou gaan
doen. Het Stadsgewest constateert dan ook dat er een goede werkende maatschappij is
die bovendien ook de economische risico's neemt.
Waarom dan zelf zo'n taak geheel overnemen Is hiet veel beter samen met de exploi
tant een beheersinstituut te vormen en op die manier te trachten een greep te krij
gen op de ontwikkeling van de vuilstort
Een dergelijke figuur komt ook binnen de gemeente voor, n.l. de art. 61-commissie.
Ook daarbij gaan particulier initiatief en overheid samen. Dit biedt een mogelijk
heid gebruik te maken van de deskundigheid die bij particulieren bestaat.
De deskundigheid voor de feitelijke exploitatie is er zeker niet bij het Stadsgewest.
Men zou deskundig moeten zijn op het gebied van vuilverwerking, grondwaterbeheersing,
enz. Waarschijnlijk zal dat in theorie best mogelijk zijn, maar zeker is wel dat dit
zou leiden tot een kostenfactor die ver uitgaat boven de huidige kosten.
Het Stadsgewestbestuur en ook het College kiezen daarom voor een combinatie van des
kundigheid bij particulieren en inbreng van de overheid.
Vandaar dus de keuze voor model 3: een gezamenlijke verantwoordelijkheid.
Het is dan het Stadsgewest dat de vergunningen aanvraagt en ook uiteindelijk de
verantwoordelijkheid draagt voor de uitvoering van die vergunningen.
Met de Heer Beerepoot is de VOORZITTER het eens dat dit de minst slechte oplossing
is. Ook de Heer Aarts heeft gelijk als hij zegt dat dan gelegaliseerd wordt wat in
feite illegaal is. Maar dit alles in de hoop toch beter greep te krijgen op de ver
dere ontwikkeling. Als Nieuw-Ginneken niet meedoet zal de gemeente ook geen invloed
meer hebben op hetgeen verder gaat gebeuren.
Uitzicht op beëindiging is er vooralsnog niet. Tot 1985 wordt er gestort. Daarna
wordt een nieuw oordeel uitgesproken over voortzetting van de vuilverwerking ter
plaatse. Hierbij is de toekomstige ontwikkeling in dat gebied uiteraard van belang.
Over inpassing in het landschap is al gesproken. Er is een ontwerp-landschapsplan
en bij de bezichtiging ter plaatse heeft men kunnen zien hoe onderdelen van de vuil
stort nu al uitgevoerd worden als uitvloeisel van dat landschapsplan. Bedoeling is
ook met de Raad eens te gaan kijken in Rijswijk naar een reeds in het landschap in
gepaste vuilstort. Het ontwerplandschapsplan is nog niet meer dan een praatstuk;
desgewenst kan men het ter inzage krijgen.
Toetreden voor een bepaalde periode is erg moeilijk: als de gemeenteraad het voorstel
aanvaardt geeft hij een stukje bestuur uit handen. Het is op dit moment de taak van
de gemeenten te zorgen voor vuilinzameling, vuiltransport en vuilverwerking. Als de
Raad vandaag "ja" zegt wordt de vuilverwerking dus uit handen gegeven en overgedra
gen aan het stadsgewest. Daarna is eigenmachtig terugtreden niet meer mogelijk. Het
wordt dan verlengd lokaal bestuur.
De Heer Beerepoot zegt dat er geen nadelige financiële consequenties uit de over
dracht mogen voortvloeien. De VOORZITTER meent dat het anders geformuleerd zou moe
ten worden: de gemeente zou voortzetting willen van de financiële faciliteiten die
momenteel bestaan. Zekerheid hierover bestaat nog niet.
De Heer VAN YPEREN zegt er nog eens op te willen wijzen dat de bevoegdheden
van de beheerscommissie volledig onbekend zijn. Dat vindt hij toch wel hachelijk.
De Heer BEEREPOOT zegt dat hij aan een aantal voorwaarden dacht om te voor
komen dat het Stadsgewest in dezelfde onzekere situatie komt als Nieuw-Ginneken ja
renlang heeft meegemaakt. Ook meent hij dat duidelijk naar andere methoden van vuil
verwerking gezocht zou moeten worden. Als de gemeente ongelimiteerd accoord gaat
met het storten dan zal de gemeente er ook een ongelimiteerde tijd aan vast zitten.
Hij vraagt of onder het toekomstig beheer van de commissie ook zal vallen de goed-