In het voorstel wordt gesproken van 3 personen, nl. een uit elk gemeentedeel
die geacht kunnen worden enige kennis van zaken te hebben van de problematiek rond de
sociale zorg. Deze omschrijving geeft de indruk dat deze wet uitsluitend of in zijn alge
meenheid aan sociale zorg doet. Dit begrip reikt naar de mening van de Heer VAN TETERING
echter veel verder dan de Algemene Bijstandswet beoogt.
Overigens zegt hij wel akkoord te kunnen gaan met de voorgestelde kandidaten.
De Heer PLATZBEECKER zegt erg verheugd te zijn over het voorliggende voorstel.
Het gaat hier in feite om mensen die in een noodsituatie verkeren en die binnen het kader
van wat de wet toelaat geholpen dienen te worden. Wijst het College een aanvrage af, en
wordt dan een bezwaarschrift ingediend, dan betekent dit wel dat er een situatie is waarin
grote problemen bestaan. Daarom vraagt hij zich af of de al door de Heer van Tetering aan
gehaalde passage niet te licht gesteld is. Veelal zal het gecompliceerde situaties betref
fen, en dat veronderstelt een gedegen kennis van zaken. Hierbij noemt hij de sterk toe
nemende vergrijzing van de samenleving, de mensen die leven aan de rand van de maatschappij,
en ook de nog niet in Nieuw-Ginneken maar elders al wel actuele hypotheekprostitutie
Met de door het College voorgestelde kandidaten kan hij akkoord gaan, maar hij wijst er
op dat het aantal leden bij voorkeur oneven zou moeten zijn. Bij een even aantal, zoals
door het College voorgesteld, is de kans op staken van stemmen groter.
Als ingestemd wordt met zijn gedachte een zevende lid te benoemen, dan zal hij de naam
noemen van een bijzonder deskundige kandidaat die uit de bevolking aan deze Commissie zou
kunnen worden toegevoegd.
De Heer PLATZBEECKER vraagt verder of het advies van deze Commissie voor het College bin
dend zal zijn, en of de beslissing van het College voor beroep vatbaar is. Ook zou hij
graag vernemen hoe vaak deze Commissie zal moeten vergaderen. Verder zou hij de suggestie
willen doen in de eerstvolgende editie van de gemeentekrant een publicatie op te nemen
waarin aan de bevolking voorlichting wordt gegeven met betrekking tot de mogelijkheden die
de bijstandswet biedt.
De Heer WILLEMSEN zegt het in grote lijnen eens te zijn met hetgeen de Heer
Platzbeecker heeft gezegd. Echter bepaald niet met het toevoegen van een vierde lid uit
de bevolking aan deze Commissie. Het naar voren schuiven van kandidaten moet zijns inziens
niet door de Raad gebeuren. Overigens kan staken van stemmen ook voorkomen als de Commis
sie uit 7 leden bestaat. De door het College voorgestelde kandidaten zijn voor hem allen
aanvaardbaar
De Heer TEUNISSEN oppert de mogelijkheid dat bij staken van stemmen de stem van
de wethouder beslissend zal zijn.
De Heer VAN TETERING zegt in antwoord op hetgeen de Heer Platzbeecker heeft op
gemerkt dat. niet te zwaar getild moet worden aan de deskundigheid van de leden uit de
burgerij. Kennis van de mensen waar het om gaat en van hun omstandigheden is zijns inziens
veel belangrijker.
De VOORZITTER zegt het met deze laatste opmerking geheel eens te zijn. Juist
het aanvoelingsvermogen is erg belangrijk. De technische kennis is bij de gemeente zeker
voldoende aanwezig. Het gaat er om mensen in deze Commissie te hebben met gezond verstand
die kunnen aanvoelen wat in de voorliggende situatie nodig is om financieel rond te komen.
Ook als een Commissie een oneven aantal leden telt kan het b.v. door afwezigheid van een
lid voorkomen dat de stemmen staken. De VOORZITTER zegt verder dat het College er geen
behoefte aan heeft een College voor de bijstand in het leven te roepen. Anders echter
ligt het met de nu voorgestelde Commissie, want bij instelling daarvan wordt bereikt dat
een andere instantie dan B. en W. adviseert bij bezwaar tegen een door het College genomen
beslissing. Het advies van de Commissie is overigens niet bindend: de beslissing is aan
het College. Maar daarna staat nog beroep open op Gedeputeerde Staten en vervolgens nog bij
de Kroon. In de eerstvolgende gemeentekrant, die hopelijk binnen een paar maanden weer
zal uitkomen zal de instelling van deze adviescommissie vermeld worden en zal ook in het
kort worden ingegaan op de mogelijkheden van de bijstandswet. De VOORZITTER zegt verder dat
het College onder "sociale zorg" vooral het sociale aanvoelingsvermogen bedoelt, zoals hij
al eerder heeft omschreven. Bij staken van stemmen aan de wethouder beslissende stem geven
strookt niet met de bepaling dat de wethouder de vergaderingen bijwoont met adviserende
stem. Als er een verdeeld advies wordt uitgebracht aan het College blijft het uiteindelijke
oordeel toch bij B. en W.evenalsTin het geval dat er wél eenstemmigheid over het advies
bestaat.
De Heer VAN TETERING zegt dat het idee een College voor de verlening van bij
stand in te stellen niet bedoelt het College van werk te ontlasten. Wel zou het de leden
van het de nu voorgestelde adviescommissie in de gelegenheid stellen om zich beter in deze