-5-
8. VOORSTEL TOT HET ONGEGROND VERKLAREN VAN HET BEROEPSCHRIFT VAN DE HEER R. VAN
BOXTEL, KOOLPAD 14 TE BAVEL, TEGEN WEIGERING VAN EEN BOUWVERGUNNING:
Als plaatsvervangend voorzitter van de beroepscommissie merkt de Heer VAN
GESTEL op dat in de gehouden zitting door de Heer Van Boxtel enkele argumenten zijn
aangedragen om zijn bouw alsnog als legaal aan te merken. De helft van de Commissie
is van mening dat het College terecht de vergunning geweigerd heeft omdat niet vol
daan wordt aan de voorschriften van het bestemmingsplan Buitengebied. Er mag n.l.
alleen gebouwd worden ten behoeve van agrarische bedrijven en ook is de bebouwing in
strijd met de bepaling dat een afstand van 4 meter tot de zijdelingse perceelsgrens
in acht moet worden genomen. De andere helft van de Commissie was er voor de beslis
sing op deze aanvrage aan te houden.
De Heer PLATZBEECKER zegt op dit laatste standpunt in te willen gaan.
Hij meent dat de beroepscommissie maar matig, zo niet slecht, functioneert. In deze
zin dan dat het heroverwegen van een beslissing van het College met zijn deskundige
ambtenaren maar weinig zin heeft. Technisch gezien zijn die beslissingen juist. Enige
tijd geleden, bij de instelling van de adviescommissie beroepszaken volgens de bij
standswet, is in de discussie zeer nadrukkelijk naar voren gebracht dat de Commissie
zich zou moeten kunnen inleven in de omstandigheden van de reclamant.
Als hij dit toepast op situaties als de onderhavige dan constateert de Heer PLATZ
BEECKER dat van de mogelijkheden die het College heeft om een ontheffing te verlenen
bijna geen gebruik wordt gemaakt.
De meeste voorkomende beroepssituaties hebben betrekking op kleine ondernemers in het
buitengebied. Wellicht zullen dezen in het komende bestemmingsplan Buitengebied of
ficieel erkend worden in die zin dat ze daar gevestigd mogen blijven, maar ze mogen
niet meer uitbreiden. Dit komt er dan in feite op neer dat het een groot aantal van
deze mensen onmogelijk gemaakt wordt hun bedrijf te continueren.
De Heer PLATZBEECKER zegt dat daarom bij hem de vraag rijst of het plan Buitengebied
in deze niet aangepast zal moeten worden. Gezien de moeilijke economische situatie
zou bezien moeten worden of het mogelijk is deze mensen wat tegemoet te komen.
De Heer VAN DER WESTERLAKEN merkt op dat er méér van zulke gevallen vanavond
aan bod komen. Is het niet beter deze beroepskwesties te behandelen wanneer het plan
Buitengebied in de Raad aan de orde komt
De Heer A.J. VAN DUN merkt op dat er in het buitengebied steeds meer van
dergelijke gevallen komen. Het lijkt er op dat de Raad zich nu bezig moet houden
met het corrigeren van in het verleden gemaakte fouten. Deze mensen zijn onder be
paalde omstandigheden zo'n 7 a 8 jarengeleden een bedrijf begonnen. Men heeft hen al
die jaren oogluikend toegelaten. Was het niet noodzakelijk geweest hen veel eerder
in te lichten over wat wel en wat niet kan
De Heer BEEREPOOT zegt dat zijn fractie het eens is met het standpunt van
het College. Het lijkt hem nodig er naar te streven in de gemeente een terrein tot
stand te brengen waar kleinere bedrijven gehuisvest kunnen worden.
t De VOORZITTER zegt uit het betoog van de Heren PlatzbeeckerVan der Wes-
terlaken en Van Dun te beluisteren dat de gemeente een geheel nieuw beleid aan het
voeren is. De indruk ontstaat van: wat het College nu doet is eigenlijk niet juist.
De VOORZITTER onderstreept dat het College zich moet houden aan de wet Ruimtelijke
Ordening, de woningwet en het door de Raad vastgestelde bestemmingsplan. Dat zijn de
richtlijnen, waarmede het College rekening heeft te houden.
De beroepscommissie heeft als taak na te gaan of B. W. de voorschriften juist heb
ben toegepast. Natuurlijk mag de Commissie ook nagaan of er in een bepaald geval een
beleidsmarge is die binnen de voorschriften te brengen is.
Bij een beslissing over b.v. een subsidie op grond van de door de Raad zelf vastge
stelde subsidieverordening is er méér ruimte voor een eigen beleid dan wanneer het
gaat om toepassing van voorschriften als boven geschetst.
Er wordt reeds geruime tijd gewerkt aan een bestemmingsplan Buitengebied, en het Col
lege voert met inachtneming daarvan een vast omlijnd beleid. Vast staat dat de kwets
baarheid van het Buitengebied erg groot is, en dat vereist de uiterste zorg.
Met de Commissie Ruimtelijke Ordening is uitvoerig van gedachten gewisseld over het
in dit kader te voeren beleid. Bedrijven die in het buitengebied niet thuis horen wor
den toch op een bepaalde manier benaderd. Er is onderscheid gemaakt tussen bedrijven
die daar al lang gevestigd zijn en die een zekere mate van uitbreidingsmogelijkheid
krijgen, en bedrijven die er nog maar kort zijn en ten aanzien waarvan een strengere