-10-
De Heer VAN YPEREN zegt dat hij meent met een motie te moeten komen om hierover een
uitspraak aan de Raad te ontlokken. Deze motie geeft tevens de ruimte een onderzoek
naar vermeend storten van chemisch afval te gelasten.
De Heer VAN YPEREN leest de motie voor. Zij luidt:
"De Raad van Nieuw-Ginnekenod dinsdag 24 juni 1980 bijeen,
geeft B. en W. in overweging het vaststellen van het ontwerp-bestemmingsolan buiten
gebied gedeeltelijk uit te stellen en dit plandeel opnieuw ter inzage te leggen om
belanghebbenden degelijke mogelijkheden te geven bezwaar in te dienen tegen de ge
plande uitbreiding van de vuilstort Bavel, daar het ter inzage gelegen hebbende plan
totaal niet overeenkomt met hetgeen nu ter vaststelling wordt aangeboden."
Het buiten het plan laten van dit gedeelte betekent dat belanghebbenden de mogelijk
heid krijgen bij de Raad zelf bezwaren in te dienen in plaats van bij Gedeputeerde
Staten
De Heer VAN DUN zegt namens de fractie Gemeentebelangen Galder/Strijbeek
dat het voorliggende bestemmingsplan in zijn totaliteit een goed plan is. Een bezwaar
blijft echter de positie van de niet-agrarische bedrijven in het buitengebied. In
plaats van een tijdvak van 10 jaren zou hij willen bepleiten een tijdvak van 5 jaren.
Verder merkt de Heer VAN DUN op dat zijn fractie de zorg van meerdere raadsleden
over de vuilstort Bavel geheel deelt.
De Heer PAULUSSEN zegt dat het weinig zin heeft nog eens te herhalen het
geen zijn voorgangers al gezegd hebben. Ook hij vindt dit plan een goed afgewogen ge
heel. Voor de kleine ambachtelijke bedrijven wil hij echter bepleiten al is het maar
tijdelijk bouwvergunning te verlenen, totdat een bedrijventerrein beschikbaar is.
Met de motie van de Heer Van Yperen over de vuilstort Bavel kan hij meegaan; ook hij
zou dit deel dus buiten de vaststelling willen laten.
De Heer BEEREPOOT zegt in aanvulling op hetgeen de Heer Van Gestel heeft
gezegd dat er in feite twee problemen overblijven: de vuilstort en de bedrijven in
het buitengebied. De CDA-fractie heeft er van harte aan meegewerkt dat de vuilstort
in een breder bestuurlijk kader zou komen. De geschiedenis van de laatste weken toont
aan dat betere controle hard nodig is. De Heer BEEREPOOT zegt toch wel geschrokken
te zijn van de meningsverschillen tussen Gedeputeerde Brugman en de Officier van
Justitie. Wat de vuilstort betreft wil zijn fractie de door de Heer Van Yperen voor
gestelde motie v/el ondersteunen.
Verder vraagt hij wat er nu eigenlijk van de verschillende onderzoeken op de vuil
stort terecht is gekomen.
Ten aanzien van de niet-agrarische bedrijven in het buitengebied heeft een groot deel
van de fractie toch de indruk dat een poging moet worden gewaagd om te kijken of niet
op een of andere manier voor hen iets gedaan kan worden. Voor het merendeel van de
CDA-fractie is n.l. de termijn van 10 jaar discutabel.
In antwoord op hetgeen de verschillende sprekers naar voren hebben ge
bracht constateert de VOORZITTER dat bij allen waardering bestaat voor het plan.
Uiteraard is het College hierover verheugd.
De opmerkingen concentreren zich op 2 belangrijke punten: de vuilstort en de niet-
agrarische bedrijven.
Wat de laatste betreft, in deze is door dit en de vorige Colleges een vast en duide
lijk beleid gevoerd. De Raad stond achter dit beleid, getuige de beslissingen die de
Raad nam als zich beroepskwesties voordeden. Daarmede is dit beleid van het College
ook het beleid van de Raad geworden.
Dan komt het toch merkwaardig over wanneer bij de vaststelling van een plan als dit
ten deze opeens een geheel ander geluid gehoord wordt. Ineens wordt gezegd: eigenlijk
zou toch een ruimer belei-d gevoerd moeten worden; er moet kans gegeven worden tot
uitbreiding of verbetering. Nu wordt opeens gesproken over een termijn van 5 of 7 ja
ren, in plaats van het aangehouden criterium van 10 jaren.
Deze koerswijziging is voor het College onbegrijpelijk: het is geen consistent be
leid l Het College meent dat het een goed beleid gevoerd heeft. Naar het publiek zal
het bijzonder merkwaardig overkomen dat opeen wél op ruime schaal gelegenheid tot
uitbreiding zal worden gegeven. Het College kan ook géén argumenten vóór deze koers
wijziging vinden. In het overzicht wat aan de raadsleden is toegezonden is uitvoerig
aangegeven wat er historisch gezien aan de hand is met het beperkt aantal bedrijven
dat bezwaren heeft ingediend tegen het ontwerp-bestemmingsplanDaarin is aangetoond
hoe duidelijk het beleid van het begin af aan geweest is. Het is merkwaardig en voor
de burger onbegrijpelijk dat de Raad nu opeens een geheel andere koers inslaat. Ook