voorbereidingsbesluit vast te stellen.
Zonder hoofdelijke stemming gaat de Raad hiermede accoord.
Wat het beleid ten aanzien van de niet-agrarische bedrijven betreft zegt de VOORZIT
TER dat het College geen vrijheid kan vinden om van het uitgestippelde en aan de Raad
bekende beleid af te wijken. Het College vindt dat al jarenlang een duidelijk beleid
is gevoerd en ingaan op de verlangens vanuit de Paad zou een fundamentele koerswij
ziging betekenen die grote moeilijkheden met zich kan brengen. De consequenties zijn
niet te overzien en het gevaar dat het beleid dan tot willekeur zou leiden is zeker
aanwezig.
De Heer H.M.C.J. VAN GILS zegt erg teleurgesteld te zijn dat het College
niet wil ingaan op zijn idee om tot er een bedrijventerrein is soepelheid te betrach
ten als de noodzaak van uitbreiding van een niet-agrarisch bedrijf wordt aangetoond,
ook wanneer het minder dan 10 jaren bestaat. Hij zegt dit niet 't beste beleid te
vinden tegenover het particulier.initiatief. Veel bedrijven zijn erg klein begonnen,
vaak in een schuurtje achter het huis, en konden geleidelijk uitbreiden. De Heer VAN
GILS vindt het jammer dat mensen die door hard werken iets hebben opgebouwd nu geen
enkele mogelijkheid meer krijgen. Die mogelijkheid zou er moeten blijven zolang er
geen bedrijventerrein is, en daarop zal nog wel enkele jaren gewacht moeten worden.
Ook de Heer VAN DER WESTERLAKEN blijft bij zijn mening dat bedrijven die
legaal in het buitengebied zitten de mogelijkheid moeten behouden om uit te breiden.
De VOORZITTER wijst er op dat de legale niet-agrarische bedrijven die mo
gelijkheid inderdaad hebben, maar niet onbeperkt. Ook de wél-agrarische bedrijven
krijgen beperkingen opgelegd
De Heer VAN DER WESTERLAKEN meent dat voor sommige bedrijven de uitbrei
dingsmogelijkheden niet voldoende zijn.
Op de vraag van de VOORZITTER deze bedrijven te noemen antwoordt de Heer
VAN DER WESTERLAKEN dat hem lijkt dat dit niet het juiste moment hiervoor is.
De VOORZITTER repliceert met de opmerking dat anders niet uit dit probleem
gekomen kan worden. Het College meent dat het voldoende voor uitbreidingsmogelijkhe
den heeft gezorgd, waarbij hij de bedrijven van Verkooijen en Gebr. de Voer als voor
beelden noemt.
De Heer VAN DER WESTERLAKEN merkt op dat dit maar eenmalige mogelijkheden
zijn; verder worden ze toch bevroren.
De VOORZITTER vraagt zich af wat de Raad dan wel zou moeten besluiten. Het
gaat hier om legale bedrijven van vóór 1970. Moeten die nog méér uitbreidingsmoge
lijkheden krijgen
De Heer H.M.C.J. VAN GILS zegt het niet met het College eens te zijn dat
een bedrijf dat 10 jaar bestaat legaal is en een bedrijf dat 9 jaar bestaat illegaal.
Overigens meent hij wel dat beperking in de uitbreidingsmogelijkheid nodig is.
De Heer VAN GESTEL merkt op dat ook de agrarische bedrijven niet onbeperkt
kunnen uitbreiden. Waarom zouden de niet-agrarische dan wél onbeperkte mogelijkheden
moeten krijgen
Ook de Heren TEUNISSEN en WILLEMSEN zijn van mening dat er geen onbeperkte
uitbreidingsmogelijkheden moeten komen.
De Heer VAN DER WESTERLAKEN wijst er op dat het zijns inziens erg moeilijk
is de maat te bepalen die een niet-agrarisch bedrijf maximaal mag hebben. Die maat
vastleggen zou niet moeten gebeuren zolang er geen bedrijventerrein is.
De Heer VAN YPEREN constateert dat het College vast houdt aan een termijn
van 10 jaren en niet bereid is te gaan naar een kortere termijn. Hij zegt getracht te
hebben door verkorting van de termijn de mogelijkheid te scheppen méér bedrijven te
helpen. Maar zijn fractie is het er mee eens dat het voeren van een duidelijk beleid
voorop moet staan, en al "vindt hij het jammer dat het College niet naar verkorting
van de termijn wil, toch wil hij het beleid van het College steunen. Wel zou hij wil
len voorstellen de bedrijven die door deze opstelling niet geholpen kunnen worden
straks als eersten in aanmerking te brengen als er een bedrijventerrein komt.
De Heer PAULUSSEN bepleit opnieuw het verlenen van tijdelijke bouwvergun
ningen. Er is zeker één bedrijf bij dat op grond van sociale aspecten geholpen zou
moeten worden.
De Heer BEEREPOOT zegt dat wanneer het voor het College gezien de niet te
overziene consequenties onmogelijk is af te stappen van de termijn van 10 jaren, zijn
fractie zich - zij het met spijt - hierbij neerlegt..
De VOORZITTER zegt dat het College de teleurstelling van sommige raadsleden