- 3 -
onderzoek naar de toegangswegen zeker op zijn plaats is: verschillende toegangswegen
verkeren in een dusdanige staat dat hulpverlenende voertuigen maar zeer moeizaam de
Galderse Meren kunnen bereiken.
De Heer BEEREPOOT is van oordeel dat de nu voorgestelde minimale voorzieningen
allernoodzakelijkst zijn en op korte termijn zouden moeten worden uitgevoerd. Bij een be
zoek ter plaatse heeft hij tot zijn verbazing geconstateerd dat sanitaire voorzieningen
geheel ontbreken en dat zelfs de mogelijkheden om afval te deponeren minimaal zijn. De
containers waren overvol en verspreidden de nodige stank.
Hij pleit er voor bij de verdere uitwerking van plannen ook aan de door hem genoemde punten
aandacht te schenken.
De VOORZITTER herinnert er aan dat de Galderse Meren rond de jaren 70 ontstaan
zijn als gevolg van zandwinning ten dienste van wegenaanleg. Privaatrechtelijk is de ge
meente Breda eigenaresse van een groot deel van dit gebied, maar Nieuw-Ginneken is er
publiekrechtelijk voor verantwoordelijk. Men dacht toen dat er binnen vrij korte termijn
een flink recreatieobject van te maken was, in samenwerking van de gemeenten Breda, Rijs-
bergen en Nieuw-Ginneken. In die tijd is het bestemmingsplan Galderse Meren vastgesteld,
en daarbij werd aan dit gebied de bestemming recreatie gegeven, dagrecreatie wel te ver
staan.
Dit is echter een papieren plan gebleven, totdat op de duur bleek dat de realisering van
de zandwinning veel langer zou gaan duren. Gevolg was het ontstaan van een onveilige plas,
Jdie bekendheid kreeg bij het publiek, en waarbij ook de naaktrecreatie zich ontwikkeld
heeft. Op een gegeven moment haakte de gemeente Rijsbergen af.
Intussen is het zo dat ook het Stadsgewest niet heeft stil gezeten en in het kader van de
totale recreatie-planning in het Stadsgewest tot de conclusie is gekomen dat de Galderse
Meren een wezenlijke functie zouden kunnen krijgen bij de recreatievoorzieningen, nl.
voor dagrecreatie.
Zo'n Stadsgewestelijk plan kan leiden tot een subsidiabel plan, mits het voldoet aan be
paalde voorwaarden van CRM. Dan wordt dit recreatieproject opgenomen in het Stadsgeweste
lijk basis-plan voor de openluchtrecreatie. Op het ogenblik is de fase bereikt van voor
bereiding van de aanvrage bij CRM.
Tussen Nieuw-Ginneken en Breda is er wat dit betreft de laatste jaren herhaaldelijk overleg
zowel op bestuurlijk als op ambtelijk niveau. Breda is nu inderdaad akkoord gegaan met
kostenverdeling op basis van het inwoneraantal.
In de afgelopen jaren zijn diverse min of meer provisorische maatregelen getroffen en
zeker is wel dat ook de komende tijd nog meer voorzieningen nodig zullen zijn.
Handicap voor een definitieve oplossing is ongetwijfeld dat de zandwinning nog niet afge
lopen is en daardoor wordt het moeilijk voorzieningen te treffen die echte veiligheid
met zich brengen. Wel is b.v. in de Noord-West-hoek een waterplas gecreëerd met geringe
diepte, die dus niet de nadelige eigenschappen bezit van een zeer diepe put met steeds
^wisselende temperaturen, maar ook deze ondiepere plas is nog altijd voldoende diep om in
te verdrinken. Die plas is zeker niet te vergelijken met een zwembad waar EHBO is, waar
personeel is, waar toegezien wordt op de kwaliteit van het water, etc.
Veel eerder lijkt die op de situatie aan b.v. het Noordzeestrand of aan een van de Friese
Meren
Een zeer grote mate van verantwoordelijkheid blijft dus liggen bij de recreant zelf: hij
is daar op eigen risico.
Dit neemt niet weg dat de overheid toch de taak heeft mee te werken aan bepaalde minimale
voorzieningen. Naarmate er méér publiek komt zullen er méér maatregelen getroffen moeten
worden en dit vraagt ook verder overleg met Breda. Hierbij spelen diverse aspecten mee:
het veiligheidsaspect uiteraard, het verkeersaspect, het financiële aspect, het tegengaan
van vervuiling en vernieling, de zorg voor orde en rust ter plaatse, en b.v. nog het
aspect van wel of niet naaktrecreatie.
In het kader van het overleg hierover zal ook zeker aandacht worden geschonken aan het
probleem wat de Heer Willemsen aangesneden heeft.
De VOORZITTER meent dat het mogelijk moet zijn in het komende half jaar een nota
als door de Heer Platzbeecker bedoeld op te stellen en aan de Raad voor te leggen. Dat zal
dan niet betreffen maatregelen die een en ander echt oplossen, maar veeleer het schetsen
van het probleem en het aangeven welke verdere maatregelen er in 1981 genomen kunnen worden
Zo'n rapport is uiteraard ook voor Breda van belang en die gemeente zal er zeker bij be
trokken moeten worden.
De Heer VAN DER WESTERLAKEN zegt dat hij zeer wel begrijpt dat er geen uitgebrei-