-3-
De VOORZITTER antwoordt hierop dat het College vooralsnog heeft afgezien
van het onri rhten urnermuurWel wordt uitvoering gegeven aan de inrichting
van een urnenveld, hetgeen bij de aanleg van de begraafplaats reeds was voorzien.
De Heer VAN YPEREN is van mening dat de bepalingen betreffende de urnen
muur wel uit de verordening gelaten kunnen worden als die muur er niet is.
De VOORZITTER verduidelijkt dat de verordening spreekt over een urnen
ruimte, dit kan zowel een urnenmuur als een urnenveld zijn. Het College heeft geko
zen voor een urnenveld. Het is echter wel juist dat in het verleden de mogelijkheid
van een muur a—d- orde is geweest.
De Heer BEEREPOOT attendeert er nog op dat de maximaal toegelaten tarief
verhoging van 5% achter blijft bij de algemene kostenstijging en op zich dus al een
bezuiniging inhoudt.
Do v'CwKZITTEk beaamt dat dit inderdaad de intentie is van de door de Minis
ter afgegeven prijzenbeschikking, een achter blijven bij de kostenontwikkeling.
Hierna wordt zonder hoofdelijke stemming besloten zoals op de agenda voor
gesteld.
5. VOORSTEL TOT HET VERLENEN VAN MEDEWERKING EX ARTIKEL 50 VAN DE KLEUTERONDERWIJS-
WET TEN BEHOEVE VAN DE AANSCHAF VAN EEN TYPEMACHINE EN MATERIAAL VOOR DE KLEUTER-
C' '-"r-ptTnE". TE GALDER:
De Heer VAN DER WESTERLAKEN is niet erg gelukkig met de zinsnede uit het
voorstel: "het kwam zelfs voor dat de kleuterschool sommige materialen van de lagere
school leende." Dit strookt niet erg met de integratiegedachte.
WETHOUDER VAN GILS stelt voor het woord "zelfs" te wijzigen in "daarom".
Hierna wordt zonder hoofdelijke stemming besloten zoals op de agenda voor
gesteld.
6. VOORSTEL TOT HET VERLENEN VAN MEDEWERKING EX ARTIKEL 72 VAN DE LAGER-ONDERWIJSWET
1920 TEN BEHOEVE VAN DE AANSCHAF VAN EEN BUITENZONWERING VOOR DE MATTHEUSSCHOOL
TE_GALDERj_
WETHOUDER VAN GILS doet als aanvullende toelichting op dit voorstel de me
dedeling dat in het bedrag zoals dat in het voorstel is genoemd de B.T.W. niet is
inbegrepen, hij verzoekt dit bij de besluitvorming in aanmerking te willen nemen.
De Heer TEUNISSEN spreekt de vrees uit dat het nu te voteren bedrag wel
eens Le laag zou kunnen blijken daar volgens de ter inzage gelegde stukken de offer
te slechts geldig was tot 1 juli 1980.
WETHOUDER VAN GILS antwoordt hierop dat het verstrijken van de in de of
ferte genoemde termijn niet automatisch inhoudt dat het na die tijd duurder wordt.
Mocht zulks wel het geval zijn dan zal naar een oplossing worden gezocht.
Hierna wordt zonder hoofdelijke stemming besloten zoals op de agenda voor
gesteld.
7. VOORSTEL TOT HET VERLENEN VAN SUBSIDIE AAN DE STICHTING GEKOORDINEERD BEJAARDEN-
WERK:
De Heer VAN TETERING zegt dat zijn fraktie met het voorstel akkoord kan
gaan. Uit de ter inzage gelegde stukken heeft hij de indruk gekregen dat de samen
werking met de Stichting Bejaardenwerk Breda niet optimaal is. Hij wil weten of die
indruk juist is.
De Heer H. VAN GILS deelt mede dat ook de V.V.D.-fraktie geheel akkoord
gaat met het nu voorgestelde bedrag. Wel wil zij meer inzicht hebben in de te ver
wachten kostenontwikkeling in de komende jaren.
D<= Heer DEN BROK ervaart het als een stuk erkenning voor de bejaardenraden
en de stichting, dat het Ministerie van C.R.M. nu een bijdrage van 80% beschikbaar
stelt voor de kosten van een projectleider in de 5 samenwerkende gemeenten.
Ondanks dre bijdrage blijft echter ruim 8.000,ten laste van de gemeente.
Hij signaleert dat er daarom ongerustheid heerst onder de bejaardenbonden die vrezen
dat dit ten koste van hun subsidie zou kunnen gaan; duidelijkheid in deze is zeer
gewenst
De Heer WILLEMSEN kan zich geheel met het voorstel verenigen. Over de sa
menwerking tussen de Stichting Gekoördineerd Bejaardenwerk Breda en de Stichting