zoals hondentoiletten.
De VOORZITTER wijst er op dat het college bij herhaling, via de gemeente
krant, de aandacht op de niet geringe overlast van honden heeft gevestigd.
Bestrijding van deze overlast stuit steeds weer op de mentaliteit van de eigenaar.
In de huidige samenleving wordt beschikt over de financiële middelen om een aantal
honden te houden en dat geeft overlast aan iedereen. Het experiment met een honden
toilet aan de rand van de bebouwde kom is vanwege die mentaliteitskwestie niet tot
zijn recht gekomen. Het College zal echter bij voortduring de aandacht van het pu
bliek voor deze zaak blijven vragen.
De Heer VAN YPEREN stelt voor om voor het volgend jaar een progressief
belastingtarief in te voeren, d.w.z. voor de tweede hond van dezelfde eigenaar het
tarief te verdubbelen, en b.v. voor de derde hond het vijfvoudige te vragen.
De VOORZITTER zegt toe dat het College dat zal overdenken.
De Heer WILLEMSEN wijst er op dat juist speelgelegenheden voor de kinde
ren veranderen in een hondentoilet. De zandbak van kleuterschool 't Weitje is om die
reden voor de kinderen gesloten.
De Héér VAN DER WESTERLAKEN haakt, ten aanzien van het progressief verhogen
van de tarieven, in op de circualire van 8 juli 1980 van de Minister inzake het over-
heidstarievenbeleid. Daar worden percentages van 3^ en 5 procent genoemd. Hij vraagt
zich dan ook af of voor verdere verhoging wel toestemming zal worden verkregen.
De VOORZITTER antwoordt dat belastingen niet onder de werking van de prij-
zenbeschikking vallen.
De Heer PLATZBEECKER meent dat een abnormale verhoging van het tarief een
onevenredig groot aantal mensen zal duperen. Hij is het met de voorzitter eens dat
de overlast door honden veroorzaakt terug te voeren is tot de mentaliteit van de
eigenaar. Hij pleit er voor dat door de politie wat sneller verbaliserend zal worden
opgetreden bij geconstateerde overtreding van de Algemene Politieverordening, daar
bij ziet hij dan graag een forse boete.
Nadat de VOORZITTER heeft toegezegd een en ander nogmaals onder de aan
dacht van de politie te zullen brengen wordt zonder hoofdelijke stemming besloten
zoals op de agenda voorgesteld.
4. VOORSTEL TOT VASTSTELLING VAN:
1. LEGESVERORDENING 1981;
2. VERORDENING GRAF- EN BEGRAAFRECHTEN NIEUW-GINNEKEN 1981;
3. Ie WIJZIGING VERORDENING REINIGINGSRECHTEN;
4. 3e WIJZIGING VERORDENING MARKTGELDEN 1977:
De Heer H. VAN GILS heeft graag een nadere verklaring waarom de tarieven
in hun algemeenheid zijn verhoogd met 5%, zijnde het maximum. Is de kostenontwikke
ling van dien aard, dat het maximum hard nodig is, of zou het met iets minder ook
kunnen
De Heer Teunissen informeert of het niet mogelijk is het tarief voor grof
tuinvuil, 15,per m3, reeds in 1981 in de verordening op te nemen.
De VOORZITTER antwoordt dat het College van mening is dat er, ook ten aan
zien van de dienstverlening door de overheid, een zekere evenredigheid moet bestaan
tussen kosten en baten. Bovendien is het zo dat over het algemeen de personeels- en
materiaalkosten veel hoger zijn dan de opbrengst van de leges. Het College acht het
dan ook gerechtvaardigd om de tarieven met het toegestane maximum percentage te ver
hogen. Het opnemen in de verordening van het tarief voor grof tuinvuil is slechts
een technische kwestie. Vandaar dat het College voorstelt dit schoonheidsfoutje bij
de eerstvolgende wijziging te corrigeren.
De Heer H. VAN GILS zegt niet erg overtuigd te zijn van de noodzaak de
tarieven met 5% te verhogen maar wil graag de begroting afwachten.
De Heer VAN YPEREN dringt er op aan het tarief voor grof tuinvuil toch nu
in de verordening op te nemen.
Na enige discussie hierover gaat de Raad er mee accoord deze aanvulling de
volgende keer in de verordening op te nemen.
De Heer PLATZBEECKER wijst er op dat reeds enkele jaren in de verordening
graf- en begraafrechten een tarief voor het huren van een urnenruimte is opgenomen.
Hij wil nu graag weten wat de stand van zaken is aangaande het al of niet oprichten
van een urnerimuur.