gemeente nieuw-ginneken ÏJ m ^*7 Agenda Nr Raadsvergadering Onderwerp 5 februari 1980 Mededelingen. 17 Aan de Raad, Ingekomen klachten over stankoverlast van de stortplaats te Bavel, krantenartikelen en daarop gevolgde gesprekken tussen bestuursorganen en andere betrokken partijen brengen ons er toe U middels een chronologisch overzicht in zicht te geven in de jongste ontwikkelingen omtrent deze problematiek. Medio november 1979 bereikte ons zowel rechtstreeks van bewoners uit Breda/Bavel/ Dorst als van diverse instanties klachten over ernstige stankoverlast afkomstig van de stortplaats te Bavel. De Rijkspolitie, groep Nieuw-Ginneken, heeft naar aanleiding hiervan ter plaatse een onderzoek ingesteld naar de oorzaak van deze klachten. Op 3 december vond een gesprek plaats met de Grontmij waarbij o.a. deze klachten aan de orde werden gesteld. Afgesproken werd om het rapport van de Rijkspolitie in eerste instantie af te wachten. Tevens werd van de zijde van de Grontmij toege zegd dat slechts van 1 officiële toegang tot de stortplaats gebruik zal worden ge maakt die om 17.30 uur gesloten zal worden, dat er geen hout meer zal worden ver brand en dat er op zal worden toegezien dat er dagelijks een afdeklaag op het ge storte vuil zal worden aangebracht. Uit een bij ons ingekomen rapport van de Rijkspolitie d.d. 4 december 1979 bleek dat een aanwezige waterput, ontstaan uit een ontgronding en gelegen naast de huidige vuilstort sterk verontreinigd was. Door deze verontreiniging wordt er zuurstof aan het water onttrokken hetgeen via een chemisch proces resulteert in sulfide-vorming. Hierdoor ontstaan de bekende rotte-eieren-lucht. De Grontmij heeft daarop, bij wijze van tijdelijke maatregel, ijzerchloride toege voegd aan het verontreinigde water opddt de totte-eieren-lucht zou verdwijnen. Omdat voor het gebied waarin de verontreinigde waterplas is gelegen door ons College een hinderwetsvergunning is verleend, terwijl door de Provincie een ontgrondingsvergunning is verleend heeft de voorzitter van ons College op 17 december 1979 contact opgenomen met Gedeputeerde A. Brugman. Hierbij werd overeen gekomen dat de controle op de naleving van de voorwaarden verbonden aan beide ver gunningen gezamenlijk zal werden uitaeoefend. Te forreren ambtelijke lijnen zullen dit in eerste instantie nader uitwerken. De Heer Brugman zou verder contact opnemen met de Grontmij en de eigen (technische) dienst om inmiddels naar een aanvaardbare oplossing te zoeken. D.d. 20 december 1979 ontving ons College een schrijven van het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Breda waarin om informatie werd ge vraagd over de stankoverlast. Bij schrijven van 16 januari j.l. heeft ons College hierop geantwoord dat geconstateerd is dat een verontreinigde waterput (en dus niet de stortplaats) de stankoverlast veroorzaakt. Daar het een gezamenlijke be stuurlijke verantwoordelijkheid is van provincie en gemeente zal alles in het werk worden gesteld om op korte termijn tot een oplossing te komen. Gelet op de ernst van de situatie is er op 18 januari j.l. overleg ge weest met het Hoogheemraadschap West-Brabant. Het resultaat van dit onderhoud was dat een korte-termijn-oplossing alleen bestaat uit een behandeling van het verontreinigde water met ijzerchloride. Het chemisch proces dat dan ontstaat be strijdt voorlopig de stankoverlast. Inmiddels kan dan naar een definitieve oplos sing uitgekeken worden. Verder heeft ons College in het kader van de wettelijk ge geven mogelijkheden aan het Hoogheemraadschap gevraagd wekelijks het water te ana lyseren en de resultaten hiervan aan ons College mee te delen. Vervolgens vond op 23 januari 1980 een gesprek plaats ten provincie huize met Gedeputeerde Brugman en de Grontmij. Als resultaat hiervan kunnen wij U mededelen dat een technische werkgroep waarin vertegenwoordigers van alle betrokken

Raadsnotulen en jaarverslagen

Nieuw-Ginneken - Notulen en bijlagen van de gemeenteraad | 1980 | | pagina 45