-9-
provincie, gemeente en waterschap, is toegenomen, en de bedoeling is dat ook in de
toekomst er regelmatig contact is tussen deze instanties.
De Heer VAN YPEREN concludeert dat de Provincie verantwoordelijk is voor
de vuilstortplaats als zodanig maar dat de gemeente heeft toe te zien op de waterput
daar ter plaatse. Het is dus zo dat de gemeente verantwoordelijk is voor de controle
op hetgeen in het water gestort wordt en wat vooral de stankoverlast veroorzaakt
heeft
De VOORZITTER antwoordt dat een en ander niet te formeel benaderd moet
worden. Ook al is voor de vuilstort door de provincie hinderwetsvergunning verleend,
dan betekent dat nog niet dat b.v. Openbare Werken daar niet controleert. Het gaat
om verantwoordelijkheid voor hetgeen gebeurt in deze hele omgeving, zowel op de
vuilstort als in het water. Scheikundige controle gebeurt vooral door het Hoogheem
raadschap, in ieder geval niet door Openbare Werken: Ook de Rijkspolitie heeft een
controlerende taak.
De Heer VAN YPEREN meent dat meer regelmatig controleren door een terzake
deskundige man van Openbare Werken heel goed zou zijn. Deze zou dan ook frequenter
contact kunnen hebben met de Grontmij en dat zou de naleving van de hinderwetsver
gunning-voorwaarden kunnen bevorderen, dit dus onafhankelijk van waterschap of
rijkspolitie
De VOORZITTER antwoordt dat er op bestuurlijk niveau een afspraak is met
Gedeputeerde Brugman dat ambtenaren van provincie en gemeente gezamenlijk zullen
toezien op hetgeen daar gebeurt. Ook is er regelmatig overleg met waterschap en po
litie
De Heer VAN YPEREN wijst er op dat de laatste tijd gebleken is dat men we]
degelijk ook preventief te werk moet gaan: men moet kunnen voorkomen dat er iets ge
beurt wat volgens de vergunningsvoorwaarden niet mag. En hier ziet hij voor de ge
meente toch een belangrijke taak weggelegd; er zou intensief gecontroleerd moeten
worden
De VOORZITTER zegt het met deze opvatting wel eens te zijn maar niet in
die zin dat er de gehele dag door een ambtenaar aanwezig moet zijn die controleert
wat er gestort wordt. Ook dan blijft de mogelijkheid dat stoffen gestort worden die
daar niet thuis horen. Voortdurend scheikundig alles controleren is gewoon niet mo
gelijk. Het College meent dat er nu over een en ander goede afspraken zijn, maar
100% zekerheid is niet te bereiken.
De discussie hierover wordt hiermede besloten.
18, SCHRIFTELIJKE VRAGEN:
Deze zijn niet ingekomen.
19. RONDVRAAG EN SLUITING:
De Heer DEN BROK vraagt of de beloófde nieuwe richtlijnen voor de mini-
containers spoedig te verwachten zijn.
De Heer VAN TETERING vraagt of al iets bekend is van de uitslag van de
enquête die gehouden is onder de woonwagenbewoners van Driekoningenoord.
De Heer PLATZBEECKER informeert of al aandacht is besteed aan de door her
d.d. 23 januari ingediende nota over het organiseren van een Milieudag in de gemeen
te. Verder merkt hij op dat bij diverse raadsleden ongerustheid bestaat over het be
drag per leerling. Nu daarover nog nadere gesprekken komen zou hij er op willen wij
zen dat enkele lokalen wellicht vrijkomen voor Musische Vorming en Bibliotheek.
Misschien kunnen bepaalde vaste lasten van de hiervoor bestemde schoollokalen bij
die instellingen in rekening worden gebracht, waardoor de kosten voor de scholen
zelf verlicht zouden worden.
De Heer WILLEMSEN vraagt of al cijfers bekend zijn over het gebruik van
de glasbakken sinds de invoering van de mini-containers, en welk percentage van de
bevolking de mini-containers gebruikt.
De Heer VAN DER WESTERLAKEN zegt dat in de begrotingsvergadering ten aan
zien van de S 11 is gezegd dat het College bereid was contact op te nemen met de
provincie. Hij vraagt of dit contact al gelegd is. Verder vraagt hij hoe het Colle<
inspeelt op het ontbreken van bereidheid bij Breda om fietspaden te realiseren lan<
de Ulvenhoutselaan en om mee te werken aan de omleidingsweg door het Markdal.
Tenslotte vraagt hij hoe het staat met de verkeersveiligheid in Bavel dit naar