ut van artikel 96 uevat in de onderstreepte gedeelteneen toevoeging aan de tekst zoals die deel uitmaakt van de model Algemene Politieverordening van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten. Aan handhaving van de onderstreepte gedeelten in lid 1 en lid 2 en 3 van artikel 98 bestaat thans geen behoefte meer. Ter toelichting zij hieromtrent het volgende opgemerkt. De bijstelling van de tekst van artikel 98, in verhouding tot de modelbepaling, werd in 1978 ingegeven door de wens een duidelijk juridisch handvat ter beschikking te krijgen, waarmede het zich in de gemeente voordoende "zich ongekleed bevinderl' op gemeenteniveau zou kunnen worden aangepakt. Die wens blijkt in de praktijk niet te zijn gerealiseerd. Daarbij zij gewezen op veranderde inzichten binnen het vervolgingsapparaat over de aard van de voor de eerbaarheid aanstotelijke en kwetsende handelingen, hetgeen er in de loop der tijd toe heeft geleid dat, vanuit een gevoelen van grotere tolerantie, thans meer zaken worden geseponeerd dan vroeger het geval was. Daarvan is niet los te zien de terzake eveneens toleranter geworden houding bij de Nederlandse rechter, die in toenemende mate tot vrijspraak wenste te concluderen. Resumerend kan men stellen dat het geheel of gedeeltelijk ongekleed vertoeven in het openbaar, op zichzelf niet gemakkelijk meer als een strafwaardig feit zal worden beschouwd vanuit het oogpunt van kwetsendheid. riet gestelde in lid 3 van het thans nog geldende artikel kan in verband hiermede eveneens worden geschrapt. Door de door ons voorgestelde wijziging van artikel 98 in bovenvermelde zin wordt dat gedeelte van het bepaalde weggenomen, dat in zijn eigenheid nog kon worden gezien als een aanvulling op de tekst van artikel 239 Wetboek van Strafrecht, in die zin, dat door het reeds zich ongekleed bevinden in het openbaar, of met betrekking tot personen van het vrouwelijk geslacht: het zich op openbare Dlaatsen bevinden met ontbloot bovenlichaam, openbare schennis van de eerbaarheid, als bedoeld in artikel 239 werd verondersteld. In deze constructie was speciale vermelding van artikel 239 Wetboek van Strafrecht, als regeling van hogere rechtskracht opportuun, daar daarmede de grenzen werden aangegeven op grond waarvan vervolging ex artikel 98 al of niet plaats kan vinden. Resumerend komt het bovenstaande hier op neer dat de hierboven aangegeven onder streepte zinnen c.q. zinsgedeelten kunnen vervallen. Over de voorgestelde verordening tot wijziging heeft de commissie Algemene- en Juridische Zaken een positief advies uitgebracht, dat voor U ter inzage ligt. Overeenkomstig het voor U eveneens ter inzage gelegde concept stellen wij U voor de verordening tot 5e wijziging van de Algemene Politieverordening vast te stellen. BURGEMEESTER EN WETHOUDERS VAN NIEUW-GINNEKEN, De Secretaris, De Burgemeester, Th. Bossink. M. van de Ven.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Nieuw-Ginneken - Notulen en bijlagen van de gemeenteraad | 1981 | | pagina 142