-5-
de noodzaak van de aanleg van rijksweg 58 wordt aangetoond;
dnt de fracties de door de Minister van Verkeer en Waterstaat en de Tweede Kamer der
Staten-Generaal te dezer zake ingenomen standpunten niet kunnen onderschrijven en
deze zelfs in hoge mate betreuren en daarom ook elke bestuurlijke verantwoordelijk
heid voor de aanleg van het bedoelde weggedeelte uitdrukkelijk afwijzen;
dat de fracties nogmaals wijzen op de door Rijkswaterstaat berekende verkeersintensi
teiten op de zuidelijke rondweg in Breda (35.000 voertuigen) na aanleg van het weg
gedeelte Bavel-Rijsbergen, welke zonneklaar aantoont dat de gekozen oplossing slechts
een schijnoplossing kan zijn en dan ook nog slechts voor de eerste jaren na aanleg
van het nieuwe weggedeelte;
dat het voorliggende, door de Raad van Nieuw-Ginneken vast te stellen bestemminas-
plan, alsmede de behandeling van de daartegen ingebrachte bezwaren, geheel conform
de door Rijkswaterstaat gegeven-aanwijzingen is opgesteld;
dat de fracties tegen deze gang van zaken ernstige bezwaren hebben, daar er nu niet
anders dan op kosten van de gemeente mogelijkheden zullen zijn, om aan naar hun me
ning gerechtvaardigde bezwaren van de eigen inwoners ten aanzien van onder andere
schade aan natuur en landschap, voorzieningen tegen geluids- en stankoverlast, grond-
verlies van agrarische bedrijven en schade wegens verbroken verbind-'r sen, tegemoet
kan worden gekomen.
Gelet op het bovenstaande spreken de fracties uit:
dat tengevolge van de gevolgde procedure er vele nadelen zullen blijven kleven aan de
aanleg van rijksweg 58, alsmede de reeds aangelegde delen van de rijksweg 58 en de
rijksweg 27 en spreken derhalve hun bezorgdheid uit over het blijvende gevaar voor
het woon- en leefmilieu van de gemeente Nieuw-Ginneken.
De fracties verzoeken de gemeenteraad deze verklaring tot de zijne te maken en Burge
meester en wethouders op te dragen van deze motie kennis te geven aan de navolgende
instanties
a. de Kabinets-informateurs;
b. de Heer Minister van Verkeer en Waterstaat;
c. het College van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant;
d. de gemeentebesturen van Breda en Rijsbergen;
e. de Heer Hoofdingenieur-Directeur van de Rijkswaterstaat;
f. de commissie Wegen en Verkeer van de provincie Noord-Brabant;
g. de vaste commissie voor Verkeer en Waterstaat van de 2e Kamer der Staten-Generaal;
h. de Raad van Advies voor de Ruimtelijke Ordening.
Ulvenhout, 30 juni 1981.,
De C.D.A.-fractie De fractie Gemeentebelangen Bavel."
De Heer VAN YPEREN zegt dat de Heer Van Tetering precies verwoord heeft wat
zijn fractie mede-ondertekend heeft. Hij hoopt dat de andere fracties de motie zullen
ondersteunen. Niemand beter dan Gemeentebelangen Bavel kent de nadelen van deze rijks
weg. Gedwongen door de Minister en door de standpuntbepaling van de Tweede Kamer
staat de Raad met de rug tegen de muur. Het komt onbegrijpelijk over waarom niet wordt
ingegaan op de vragen van geluidshinder en stankoverlast met betrekking tot het
nieuwe gedeelte en mede tot het bestaande gedeelte van de rijkswegen. Hij vraagt zich
af waarom niet wordt ingegaan op bijv. punt 5 en punt 11 van de bezwaren.
Wat is het juridische verschil tussen bezwaren tegen geluidsoverlast van de bestaande
weg en van de nieuwe gedeelten
Hij zegt dat zijn fractie nog niet meteen instemt met het bestemmingsplan, maar eerst
een aantal punten ter discussie wil stellen.
De VOORZITTER merkt op dat aan de orde is het voorstel tot vaststelling-
van een bestemmingsplan. De motie is géén amendement. Ze kan pas aan de orde komen
nadat over het agendapunt een beslissing is gevallen.
De Heer VAN DER WESTERLAKEN herinnert er aan dat de Raad op 8 januari 1980
unaniem besloten heeft de procedure van rijksweg 58 te stoppen. Op 3 september 1980
heeft de Raad een aanwijzing van Gedeputeerde Staten naast zich neergelegd. Toen werd
er wel de opmerking aan vast geknoopt dat de Raad van Nieuw-Ginneken het bestemmings
plan wèl zou vaststellen als de Tweede Kamer zich vóór de aanleg van de A 58 door
iJieuw-Ginneken zou uitspreken.
De Heer VAN DER WESTERLAKEN merkt op altijd een felle tegenstander te zijn geweest