-8-
dat het bezitten van een auto en het rijden met een auto kennelijk een maatschappe
lijke behoefte is. Die maatschappelijke behoefte heeft zijn politieke vertaling ge
vonden in de uitspraak van de Tweede Kamer ten aanzien van het structuurschema Ver
keer en Vervoer. Deze twee zaken, enerzijds de maatschappelijke behoefte, anderzijds
de politieke vertaling op het hoogste niveau, zijn voor het Colleae elementair.
Een aantal raadsleden heeft te kennen gegeven met het voorstel van het College mee te
willen gaan, hoewel de bezwaren tegen het plan zijn blijven bestaan. Dat is ook de
opvatting van het College zelf. Toch is tussen de eerste en tweede tervisielegging
nog wel iets bereikt: de hoge ligging door het Markdal is teruggebracht tot niveau;
er worden geluidswallen aangebracht; de viaducten bij de Chaarcseweg komen dichter bij
elkaar te liggen; er komt een verdiepte ligging met een vlie'sconstructie
Alles bijeen misschien niet veel, maar in ieder geval toch iets
De Raad zal moeten afwegen de aanzienlijke bezwaren die tegen het plan bestaan, te
genover de regels van de democratie.
De Heer Van Yperen heeft een vraag gesteld waarom er verschil wordt gemaakt tussen de
nieuwe weg en bestaande wegen wat de geluidshinder betreft. Welnu, aldus de VOORZITTER
de wet op de geluidshinder maakt zelf dit onderscheid. Voor nieuwe wegen wordt de ver
goeding geregeld bij het project zelf, dus in het kader van het bestemmingsplan. Voor
bestaande wegen wordt een eventuele vergoeding bepaald in het kader van een sanerings
regeling. Geïnventariseerd is wel hoeveel decibels geproduceerd worden op bestaande
wegen. Dat wordt opgenomen in een landelijk overzicht en aan de hand van een priori
teitenstelling wordt dan schadevergoeding toegekend, mits er geld voor is. Het onder
scheid in dit opzicht tussen nieuwe en bestaande wegen is dus géén uitvinding van
Ri j kswaters taat
Aan de Heer Van der Westerlaken antwoordt de VOORZITTER dat het College getracht heeft
zoveel als mogelijk was verbeteringen voor de gemeente te bedingen. Het voorstel geeft
hierover de nodige informatie.
Ook het College constateert dat er geen milieu-effect-rapportage is geweest en dat de
tracé-nota niet volledig is uitgewerkt. En ook het College vindt een ondertunneling
beter dan een weg zoals die nu gepland is. Maar uiteindelijk moet het gemeentelijk
belang ondergeschikt worden gemaakt aan een hoger belang.
De Heer VAN TETERING zegt met het voorstel van het College te kunnen in
stemmen, zij het (om met de woorden van de Voorzitter te spreken) noiens volens
De Heer VAN YPEREN vindt dat de 1.283 bezwaarschriften op deze manier bin
nenskamers worden afgedaan. Deze bezwaarmakers weten niet wat de gemeente met hun be
zwaren heeft gedaan. Ze kunnen slechts gissen. Hij meent dat zij recht hebben op méér
informatie, en het lijkt hem zinnig de bezwaarschriften in totaliteit in de Raad te.
behandelen. De mensen op de publieke tribune hebben hier zijns inziens recht op.
Verder vestigt hij er de aandacht op dat ook op de bestaande weggedeelten de geluids
overlast zal gaan toenemen. Toch is er momenteel geen geld om hier aan die grotere
hinder iets te doen. Misschien komt er over een aantal jaren wat geld voor beschik
baar. De Heer VAN YPEREN zegt dit een erg schrale trooët te vinden. Als de wet geen
oplossing biedt, kan dan Nieuw-Ginneken de betrokken mensen niet te hulp komen
De Heer PAULUSSEN blijft bij zijn standpunt dat de nu geplande A 58 geen
oplossing biedt voor het probleem in Breda-Zuid. Hij is met het bestemmingsplan niet
gelukkig, maar anderzijds wil hij loyaal blijven aan het raadsbesluit van september
1980.
De Heer H.M.C.J. VAN GILS zegt weinig behoefte te hebben aan de door het
C.D.A./Gemeentebelangen Bavel ingediende motie. Als die motie ook bedoeld heeft uit
te spreken dat ook langs de al bestaande rijkswegen geluids- en zichthinderwerende
voorzieningen zouden moeten aangebracht, dan wil zijn fractie de motie graag steunen.
De motie van de fractie Leefbaarheid acht hij niet nodig, daar het College al eerder
de toezegging heeft gedaan de Raad vroegtijdig bij de besluitvorming rond deze weg
te zullen betrekken..
De Heer VAN TETERING zegt er op te willen wijzen dat de door hem ingediende
motie gezien moet worden als een cri de coeur van raadsleden die een besluit moeten
nemen waar ze in feite niet achter staan. Zijns inziens is die motie zodanig duide
lijk dat er niets aan toegevoegd behoeft te worden.
De VOORZITTER antwoordt aan de Heer Van Yperen dat het de Raad vrij staat
gelden beschikbaar te stellen ter bestrijding van de overlast die ondervonden wordt
van de bestaande rijkswegen. Maar dan zou hetzelfde gedaan moeten worden voor bijv.
de Dorpstraat en de Kerkstraat. De VOORZITTER merkt op dat de Heer Van Yperen deze