- 2 - c.q. complexen van belangen. Het huidige gewest lijkt in dit opzicht reeds het uiterste van zijn grenzen bereikt te hebben: welke relatie b.v. bestaat er nog tussen de gemeenten van het Land van Heusden en Altena en de Zuidelijke gemeenten in het Stadsgewest? Op landelijk niveau lijkt de gedachte aan mini-provincies op een zeer laag pitje te staan. De vorming van een groot gewest West-Brabant, als voorloper van zo'n eventuele miniprovincievindt bij de in West-Brabant bestaande gewesten zeer weinig weerklank. Hoogstens zou wellicht gedacht kunnen worden aan een vrij los federatief verband tussen deze gewesten. Zo'n federatie zou dan behartiging van gezamenlijke problemen -als b.v. bevordering van de werkgelegenheid- kunnen nastreven. Waar de vorming van grote gewesten momenteel noch landelijk, noch op provinciaal niveau geindiceerd is, vragen wij ons af of de hierboven vermel de passage in de gemeenschappelijke regeling wel gehandhaafd moet blijven. Thans willen wij ingaan op de voorgelegde beslispunten, en wel in de volgorde aangehouden in bovenvermelde overzichten dd. 11 en 25 mei 1981, 1. en 2.: wij onderschrijven de mening dat het stadsgewest ten aanzien van de verzorgingstaken moet doorgaan op de ingeslagen weg, en dat het gewest een geschikt platform is om inzake die taken tot onderlinge beleids afstemming te komen; 3.: ook naar onze mening dient de brandweer een onderdeel van het stads gewestelijke takenpakket te blijven. Wel zijn wij van mening dat het bepalen van een standpunt over de "Bredase 7%-regeling" en de verta ling daarvan naar Nieuw-Ginneken op korte termijn noodzakelijk is; 4. en 5»! ook wij zien de stadsgewestelijke gezondheidsdienst als een onmisbare voorziening. Deze dienst is inderdaad redelijk gestabiliseerd. Tot de publieke gezondheidszorg lijkt ons ook te behoren het bevor deren van nauwere samenwerking tussen extra- en intra-murale vormen van gezondheidszorg, met als doel regionalisering van deze tak van zorg. 6.: het D.B. is van oordeel dat ten aanzien van de afvalverwerking de provinciale verantwoordelijkheid nadrukkelijk voorop moet blijven staan en dat het stadsgewest zich ten deze terughoudend dient op te stellen. Wij kunnen dit oordeel onderschrijven. Gewezen moge verder worden op hetgeen de Heer Hennekam in de vergadering van de Stadsge- westraad van 19 december 1980 heeft gezegd, nl. dat het Stadsgewest, waar de provincie tekort schiet, een aanvullende controlerende taak zal kunnen hebben, en dat de gemeenten op wier grondgebied de regionale stortplaatsen liggen(Zevenbergen en Nieuw-Ginneken) geen zwaardere financiële lasten opgelegd mogen krijgen dan het geval zou zijn bij een pondspondsgewijze lastenverdeling over alle stadsgewestgemeenten (zowel bij de aanloop als bij de afronding). 8.: mét het D.B. menen wij dat het stadsgewest een geschikt platform is voor de verdere ontwikkeling van de milieutechnische advisering; wel licht kan het ook dienen als platform voor een gezamenlijk milieube leid; 9.: wij verwachten dat nadat de regionale onderwijsbegeleidingsdienst za.l zijn tot stand .gekomen er in dit opzicht voor het stadsgewest géén rol meer zal zijn weggelegd; 10.en 11: wij zien het stadgewest als een geschikt platform voor onderlinge be leidsafstemming van de diverse gemeenten ten aanzien van de ruimtelijke ordening, en kunnen akkoord gaan met verschuiving in de taakbeharti- ging van een integrale naar een coördinerende aanpak, en van een alge mene naar een concrete aanpak; 12.: specifieke ondersteuning van gemeenten ziet het D.B. als incidentele kosten-dekkende dienstverlening; daarbij bestaat de bereidheid be schikbare kennis en materiaal ter beschikking van de gemeenten te stellen.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Nieuw-Ginneken - Notulen en bijlagen van de gemeenteraad | 1981 | | pagina 171