-8-
Naast de behoefte aan goede informatie bieden deze rapporten een houvast om een gefun
deerd woningbouwprogramma bij het Ministerie van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening
op tafel te leggen. Een gewijzigde verdeling tussen huurwoningen, premiewoningen en vrije
sectorwoningen alsmede de remigratie van oud-inwoners zullen bijdragen tot vermindering
van het te verwachten exploitatietekort op bestemmingsplan De Bunder.
Bij het minimale aantal bouwaanvragen van dit moment en de verwachting dat het nog erger
zal worden moet geconstateerd worden dat dit rapport juist op tijd is verschenen.
Het mag dan duur zijn geweest, het zal zeker zijn vruchten afwerpen. Bovendien toont het
rapport aan wat al langer werd verondersteld. Hij vraagt het College een standpunt te be
palen met betrekking tot de terugkomst van spijtoptanten.
De Heer VAN DER WESTERLAKEN vindt het erg riskant voor langere termijn conclusies
te trekken uit de voorspellingen in het rapport.
De 3e alinea van het voorstel geeft de huidige verdeling van de woningvoorraad aan - 75%
eigen woningen en 25% huurwoningen - en de theoretisch gewenste samenstelling per 1-1-1991.
Door de moeilijkheden van het moment in de conjunctuur staat het prijspeil van de woningen
alsmede de hele woningdifferentiatie op de helling. Dat door het instorten van de vrije sector
meer vraag ontstaat naar huurwoningen kan iedereen vaststellen.
Op korte termijn kan hij echter wel instemmen met de eindconclusie van het ETIN-rapport
hoewel hij zich afvraagt hoe bij een verdeling van 40% woningwetwoningen, 40% premie
woningen en 20% vrije sector de exploitatie van het bestemmingsplan toch valt rond te
krijgen.
De Heer BEEREPOOT is het in grote lijnen eens met de heer van der Westerlaken. De
afgelopen jaren hebben aangetoond dat geen enkele instantie in staat is geweest om te voor
zien wat nu op de woningmarkt is gebeurd. Met de heer van der Westerlaken is hij van
mening dat ruimte moet worden gelaten om het woningbouwprogramma bij te stellen waar
bij het ETIN-rapport niet wordt gezien als een duidelijke indicatie voor wat er in de komende
10-jarige periode moet gaan gebeuren.
De Heer PAULUSSEN is erg bezorgd over de financiering van de 80% niet vrije sector bouw.
Bovendien meent hij dat dat niet klopt met de wens om tenslotte in 1991 te beschikken
over 71% eigen woningen en 29% huurwoningen. Hij ziet dat graag nader toegelicht.
De Heer H. VAN GILS zegt dat zijn fraktie erg blij is met dit rapport wat precies aangeeft
waarnaar zij bij de algemene beschouwingen van 1979 heeft gevraagd. Zij hoopt dat het
realiseren van kleinere wooneenheden ook zal resulteren in lagere huur- en koopprijzen omdat
dat op het moment er belangrijk wordt.
Wethouder VERKOOIJEN gaat in op de vraag rond het weer toelaten van spijtoptanten.
Hij stelt dat er reeds enige bekendheid is gegeven aan de resultaten van de onder 150 gezinnen
gehouden enquête. Daarvan zouder er uiteindelijk 72 willen terugkeren naar Nieuw-Ginneken.
Het overgrote gedeelte naar een huurwoning, een ander deel naar een premiekoopwoning
en een klein gedeelte wil in aanmerking komen voor bouwgrond voor de vrije sectorbouw.
Voor de premiewoningen in de Bunder waren 48 kandidaten waarvan er uiteindelijk 29 zijn
overgeschoten, de anderen zijn om financiële redenen afgevallen. In de resterende 6 woningen
zullen spijtoptanten terugkeren.
De Heer VAN YPEREN constateert dat daarmee nog niet het beleid is veranderd tenopzichte
van de spijtoptanten zoals dat door de Raad in richtlijnen is vastgesteld. Met deze toewijzing
handelt het College immers niet naar de richtlijnen.
Wethouder VERKOOIJEN wijst erop dat de richtlijnen zijns inziens wel ruimte laten om
oud-inwoners van Nieuw-Ginneken beperkt terug te laten'komen. Toch zal het nodig zijn
de richtlijnen aan te passen want van de 40, bouwplaatsen in de vrije sector zijn er pas
5 verkocht. Wel wordt de gemeente regelmatig benaderd door mensen van buiten de gemeente
die wel een stukje grond willen kopen in de Bunder maar dat laten de richtlijnen momenteel
niet toe. Het College zal moeten overwegen of wijziging gewenst is om er dan uiteraaidmee
in de Raad te komen.
De VOORZITTER gaat nader in op de betekenis van het rapport.
Met dit rapport wordt geprobeerd de ontwikkelingen in de komende 5 tot 10 jaar wat in
de hand te krijgen. Dat daarbij voorzichtigheid is geboden wordt ook in het rapport zelf
door het ETIN betoogd, 10 jaar vooruitzien is erg moeilijk.
Daarom zijn in het rapport drie varianten ingebouwd, met name de natuurlijke-groei-variant,
de migratie-variant (spijtoptanten!) die een extra impuls te zien geeft en de negatieve variant
die uitgaat van volledige stagnatie in de bouw gedurende 5 tot 10 jaar.
Dat vraagt ook om een periodieke toetsing van het rapport aan de realiteit van de dag.