5. VOORSTEL TOT AANKOOP VAN EEN STROOK GROND TEN BEHOEVE VAN DE AANLEG VAN FIETSPADEN
GANGS DE STRIJBBEKSEWEG.
De Heer VAN DER WESTERGAKEN denkt dat de aankopen voorspoedig zijn verlopen
en vraagt van hoeveel eigenaren nu nog grond moet worden gekocht.
Tevens vraagt hij wat bij die aankopen de knelpunten zijn en of de aanleg
van de fietspaden daardoor niet wordt opgehouden.
In antwoord hierop deelt Wethouder VERKOOIJEN mede, dat met 6 of 7 eigenaren
nog geen overeenstemming is bereikt. Enkelen zijn tegen de aanleg van de fietspaden,
bij anderen spelen financiële aspecten een rol en weer anderen voorzien verkeerstech
nische moeilijkheden bij het op- en afrijden van het erf. Waarschijnlijk zal in maar
1 of 2 gevallen het tot een onteigening komen. Aan het begin van de Strijbeekseweg
wordt nu al riolering aangelegd. Voor het verdere gedeelte heeft de aannemer alles
al geregeld hoewel het voor hem natuurlijk wel moeilijk werken is als er nog stukken
tussen liggen die nog geen eigendom zijn.
De VOORZITTER vult aan dat de onteigeningszitting al gehouden is. Aangezien
dit project toch ongeveer een jaar zal duren heeft de gemeente gemakkelijk de kans
om via onteigening of vervroegde inbezitneming het werk continu te laten doorgaan.
Erg veel vertraging in de aanleg zal hierdoor dus wel niet ontstaan.
Hierna wordt zonder hoofdelijke stemming besloten zoals op de agenda voor
gesteld.
6. VOORSTEE TOT HET BESCHIKBAAR STEGGEN VAN EEN AANVLIEGEND KREDIET TEN BEHOEVE VAN
DE AANGEG VAN FIETSPADEN GANGS DE STRIJBEEKSEWEG
De Heer PGATZBEECKER vindt niet dat deze kredietoverschrijding kan worden
afgedaan met de korte formulering zoals die in het voorstel staat. Hij verwacht een
uitvoerige toelichting tegen de achtergrond van de door hem te leveren kritiek. Dit
stuk zondermeer de Raad te laten passeren zou naar buitenuit de indruk kunnen wekken
dar over dergelijke belangrijke zaken niet zorgvuldig overleg zou worden gepleegd.
Dat overleg is er wel geweest in de openbare commissievergadering voor Financiën maar
daarbij waren geen toehoorders. Hij stelt het op prijs de in die vergadering geuite
kritiek in de richting van de Grontmij hier te herhalen. Wetende dat een aantal posten
buiten beoordeling van de Grontmij waren moet toch worden vastgesteld dat de Grontmij
op een aantal belangrijke punten heeft misgekleund. Het is een punt van voldoening
dat het College erin is geslaagd dit werk onder te brengen bij een plaatselijke onder
nemer. Dit betekent een stuk werkgelegenheid waar zijn fractie erg blij mee is. Ten
slotte vraagt hij deze kredietoverschrijding, méér gedetailleerd dan in het voorstel
toe te lichten en ook de gevonden financieringsmogelijkheid bekend te maken.
De Heer VAN DER WESTERLAKEN is het helemaal eens met de vorige spreker.
Ook hij heeft bezwaren tegen de manier waarop door de Grontmij een begroting is op
gesteld; er is naar zijn mening duidelijk met de pet naar gegooid. Hij spreekt dan
ook de hoop uit dat de Grontmij zo fatsoenlijk zal zijn geweest daarvoor geen decla
ratie in te dienen. Hij acht het daarom tijd, evenals de Heer Platzbeecker bedoeld
zal hebben, uit te zien naar andere bureau's omdat de gemeente onderhand genoeg heeft
afgezien met de Grontmij.
De Heer BEEREPOOT heeft daaraan niet veel toe te voegen. Hij voelt zich
voor het blok geplaatst, er is geen enkele andere mogelijkheid meer dan met dit aan
vullend krediet akkoord te gaan. Wel vindt hij het nog te vroeg om de beschuldigende
vinger uit te steken naar de Grontmij zolang die maatschappij geen duidelijk verweer
schrift heeft geleverd. In de tweede plaats vindt hij dat een rol moet spelen de des
kundigheid die de gemeente zelf op moet bouwen om wanneer een offerte wordt uitgebracht
er achter te komen of daar fouten in zijn gemaakt. Fouten worden overal gemaakt.
Dit is een pijnlijke fout omdat het om eenenorm bedrag gaat. Hij vindt dat dat sneller
geconstateerd had moeten worden.
De VOORZITTER vestigt in zijn antwoord er de aandacht op dat het krediet
door de Raad beschikbaar is gesteld in zijn vergadering van november 1979, op basis
van een begroting van september/oktober 1979. Nu twee jaar later heeft het College
pas de echte prijs in handen blijkens een offerte van een aannemer.
Dat is niet de eerste prijs van die aannemer, daar is heel wat stoeiwerk aan vooraf
gegaan wat ook in de prijsvorming is terug te vinden.