-4-
Er is een volslagen verantwoorde prijs gevormd, zonder aan de kwaliteit van het werk
tekort te doen en waarvoor de aannemer het werk in alle redelijkheid moet kunnen
maken. Dan moet toch geconstateerd worden dat de totaalprijs, gevormd door de aan-
neemsom en bijkomende kosten, omdat ook de gemeente nog verschillende kosten heeft
te maken, een groot verschil geeft met het begrote bedrag. De Raad heeft dat ook
geconstateerd en legt daarbij de vinger op de wonde. Er is een aantal componenten
aan te wijzen die daarvan de oorzaak zijn. De VOORZITTER is daarom blij dat de Heer
Beerepoot zegt: wees voorzichtig met het heffen van de beschuldigende vinger in de
richting van de Grontmij; het is nodig alle factoren op een rijtje te zetten, en dan
blijkt dat er ook autonome kostenstijgingen zijn geweest.
Op de eerste plaats is dat de grondprijs, die was gebaseerd op het niveau
waarvoor de provincie op dat moment gronden aankocht voor een soortgelijk project
namelijk de aanleg van fietspaden langs de Chaamseweg. In de loop van de onderhande
lingen is gebleken, dat het prijsniveau hoger moest liggen dan door de provincie
gehanteerd. Het is ook gebleken dat dit een plezierig prijsniveau is want 95% van
de gronden is reeds aangekocht. Voor de resterende 5% zal dit niveau zeker niet ver
hoogd worden omdat dat onredelijk zou zijn.
De tweede factor is dat er gelegenheid tot inspraak is gegeven. Op een hoor
zitting is royaal informatie gegeven. Die inspraak heeft gefunctioneerd met als resul
taat dat er in het werk is bijgestuurd, o.a. middels enkele bochtafsnijdingen. Deze |j
correcties hebben kostenverhogend gewerkt nadat de begroting reeds was vastgesteld.
De derde factor is vanzelfsprekend het feit dat het inmiddels twee jaar
verder is waarbinnen autonome kostenstijgingen hebben plaatsgevonden.
De vierde factor wordt gevormd door de keuze die het College heeft gemaakt
uit drie verhardingselementen. Bij de keuze tussen tegels, asfalt en beton is voor
asfalt gekozen en dan niet voor de dikte van 10cm., zoals door de Grontmij voorgehouden,
maar voor 12 tot 13cm. Op een werk van 10km, 2 1/2m breed, scheelt dat toch een slok
op een borrel. Aan deze kostenstijging heeft de Grontmij part nog deel omdat het een
keuze is geweest van het College in overleg met de Commissie Openbare Werken.
De vijfde factor is dat inderdaad de begroting van de Grontmij op bepaalde
onderdelen aan de te lage kant was. Het College wil dat niet verhelen en daarmee is
het hoge woord eruit. Het College heeft natuurlijk een gesprek daarover gehad met
de Grontmij maar daarbij is niet helemaal bekend geworden waarom zij voor bepaalde
onderdelen op een bepaald prijsniveau is gaan zitten. Vanzelfsprekend wordt dit door
de Grontmij betreurd. De Grontmij probeert op andere manieren enigermate aan de gemeente
tegemoet te komen om zo de bijkomende kosten te drukken. In de Commissie Financiën
is daarover al gesproken.
Op de vraag of de gemeente nu verder moet met de Grontmij antwoordt het
College:"Ja, we moeten met de Grontmij verder". Het College heeft nog alleszins
vertrouwen in de Grontmij maar oordeelt het toch verstandig om naast de Grontmij
ook eens andere werkmaatschappijen gelegenheid te geven. Het College zal zich danook
wanneer er weer grote werken zijn in dat opzicht wat ruimer opstellen.
De laatste opmerking betreft wat de functie is geweest van de eigen dienst
waarvoor het College de verantwoordelijkheid draagt. Het is zo dat de Grontmij om
haar deskundigheid wordt ingehuurd zoals dat ook gebeurt met stedebouwkundigen en
andere deskundigen. Daarbij moet vertrouwd kunnen worden op de deskundigheid van
diegene die wordt ingehuurd want als iedere keer alles moet worden overgedaan behoeft
geen deskundigheid ingehuurd te worden. Dat betekent dat de begroting van twee jaar
geleden niet tot in finesses is nagelopen. Het College heeft daar met de dienst over
gesproken. Er zal toch kritischer dan in het verleden naar ontvangen begrotingen
worden gekeken. Daarbij zal niet tot in finesses alles worden nagerekend maar zal
steeds steekproefsgewijs de proef op de som worden genomen. In een gemeente van
10.500 inwoners is het niet mogelijk alle deskundigheid zelf in huis te hebben. Dat
is op zich niet erg als er voldoende mogelijkheden zijn om zoveel als nodig is des
kundigheid in te huren.
De Heer PLATZBEECKER brengt in herinnering dat zijn verwijten in de richting
van de Grontmij zijn gemaakt, wetende dat zij niet op alle posten hebben misgekleund.
Dat er ook door de Grontmij is misgekleund blijkt echter uit het feit dat zij de
gemeente op bepaalde onderdelen tegemoet wil komen. Hij spreekt de hoop uit dat die
tegemoetkoming in een behoorlijk bedrag tot uitdrukking zal komen. Met de opmerking
van de Voorzitter over het inhuren van deskundigheid kan hij zich verenigen.