gemeente nieuw-ginneken
Raadsvergadering Onderwerp:
10 december 1981 Voorstel tot vaststelling van deMle wijziging van de
Agenda Nr. 3 Verordening onroerend-goedbelasting 1979"
Klass. Nr. 1.714.1
Ulvenhout, 1 december 1981.
Aan de Raad,
De door Uw Raad op 2 mei 1975 vastgestelde verordening op de heffing
van onroerend-goedbelastingen in de gemeente Nieuw-Ginneken, werd bij Konin
klijk Besluit van 16 juni 1976 nr. 6 tijdelijk goedgekeurd tot 1 januari 1979. Even
eens werd tot deze datum tijdelijke goedkeuring verleend aan de op 10 december
1976 vastgestelde le wijziging op deze verordening, waarbij de tarieven na het
bekend worden van het definitief waardebestand werden vastgesteld op 2,15 per
3.000,-- waarde voor de gebruikers van een pand en op 4,20 voor de zakelijk
gerechtigden (eigenaren). De belasting is ingegaan op 1 januari 1977.
Hierna werd op 30 januari 1979 een nieuwe, doch ongewijzigde"Verorde-
ning Onroerend-goedbelastingen" vastgesteld. Deze verordening werd bij Konin
klijk Besluit van 25 april 1979 nr. 3 goedgekeurd, nu voor onbepaalde tijd. Met in
achtneming van de daartoe maximaal gestelde termijn van 5 jaar in artikel 3 van
het Besluit gemeentelijke onroerend-goedbelasting, werd deze termijn voor een
totale hertaxatie aangehouden. De allereerste taxaties hebben plaatsgevonden naar
de toestand op 1 januari 1976.
Aan de hand daarvan is het huidige tarief bepaald.
Wij hebben besloten om de hertaxaties voor het belastingjaar 1982 weder
om te laten verrichten door Bouwtoezicht West-Brabant.
Eind september 1981 kwamen de uitkomsten hiervan in ons bezit. Het be
treft 3.363 taxaties met een totale waarde van 585.862.000,—, zijnde de hef
fingsgrondslag ten behoeve van de Onroerend-goedbelasting 1982 met als peildatum
1 januari 1981.
Als dit totale waardebestand geplaatst wordt tegenover de heffingsgrond
slag voor de Onroerend-goedbelasting voor 1981, nl. 358.704.625,—, blijkt dat
dit een toename is van 63%.
Het zal duidelijk zijn dat bij dit nieuwe waardebestand een aangepast ta
rief zal moeten volgen, teneinde een voor de belastingbetalers gelijkblijvende be
lastingdruk te houden. De financiële positie van de gemeente nodigt vooralsnog
ook niet uit tot een hogere belastingdruk.
In dit verband kan gewezen worden op hetgeen wij geschreven hebben in
de aanbiedingsnota behorende bij de begroting 1982 op blz. 2 onder "belastingdruk".
De maximale opbrengst van de onroerend-goedbelastingen wordt op grond
van artikel 273 van de gemeentewet en rekening houdend met de gegevens, behoren
de bij de begroting 1982 als volgt berekend:
a. heffing van de gebruikers, 12% van 6.561.879,— 787.425,48
b. heffing van de zakelijk gerechtigden, 15% van de algemene
uitkering uit het gemeentefonds 1982 ad 6.561.879,— 984.281,85
1.771.707,33