tfD
K_X
qemeente nieuw-qinneken
S Raadsvergadering
24 februari 1981
Agenda Nr. 8
Klass. nr. -1.851.2.07
Onderwerp
Voorstel tot vaststelling van het bedrag per leerling
voor het jaar 1981 ingevolge artikel 55 bis, eerste
lid van de Lager-onderwijswet 1920.
Ulvenhout, 11 februari 1981.
Aan de Raad,
Jaarlijks vóór 1 maart dient de Raad van een gemeente die een of
meer openbare lagere scholen in stand houdt een bedrag te bepalen dat per leer
ling voor dé scholen voor gewoon lager onderwijs en aangeduide andere school
typen beschikbaar zal worden gesteld ter bestrijding van de kosten, bedoeld in
artikel 55 onder e tot en met h, p en r der Lager-onderwijswet 1920, alsmede
van de kosten van instandhouding. Kortweg gezegd wordt hier gedoeld op de kosten
die verband houden met de exploitatie van een school in een bepaald kalenderjaar.
Het systeem van de financiële gelijkstelling van openbaar en bijzon
der onderwijs dat aan genoemde wet ten grondslag ligt, brengt met zich mee dat
het bedrag per leerling dat dient ter bestrijding van de exploitatiekosten van
de openbare school in onze gemeente bepalend is voor de hoogte van het bedrag
dat voor de bijzondere scholen per leerling beschikbaar komt.
Uw Raad heeft in de vergadering van 12 december 1980 de gemeente
begroting voor 1981 vastgesteld inclusief een raming onder de posten 366
tot en met 398 van een bedrag per leerling van 485,83 ten behoeve van de
openbare lagere school te Ulvenhout. Aangezien voor 1980 een bedrag van
440,98 per leerling werd uitgetrokken, werd derhalve een stijging ingecal
culeerd van ruim 10 procent.
Zoals ook gebruikelijk was in de voorafgaande jaren hebben wij de
beide schoolbesturen te Ulvenhout en Bavel voor het bijzonder onderwijs ge
vraagd hun ramingen inzake de hoogte van het bedrag per leerling voor de exploi
tatie van de bijzondere scholen in 1981 over te leggen.
Uit de overgelegde begroting van het r.k. schoolbestuur Ulvenhout
blijkt dat men voor de onder zijn bestuur staande basisscholen Maria, Rosmolen
en Mattheus gemiddeld uitkomt op een bedrag per leerling van 522,66, terwijl
voor de individuele scholen respectievelijk f 535 ,25, ƒ491 ,25 en 568,50 per
leerling benodiqd zou zijn.
Uit de overgelegde begroting van het r.k. schoolbestuur Bavel blijkt daarente
gen dat het voor de openbare basisschool "De Klokkebei" becijferde bedrag per
leerling exact hetzelfde is als datgene wat dit bestuur voor de onder hem staan
de basisscholen De Tweeschaar en Brigida voor 1981 per leerling denkt nodig te
hebben voor het verkrijgen van een sluitende exploitatie.
Het r.k. schoolbestuur Ulvenhout, dat de bijzondere basisscholen te
Ulvenhout en Galder onder zijn bestuur heeft, maakte voor het jaar 1979 gebruik
van de wettelijke mogelijkheid om aan de Minister van Onderwijs en Wetenschap
pen te vragen voor de Mariaschool en de Mattheusschool een hoger bedrag per
leerling vast te stellen wegens bijzondere omstandigheden (artikel 101 ter,
le lid L.O.-wet 1920). Ook voor het jaar 1980 werd voor beide scholen eenzelfde
verzoek gedaan. Ondanks aandrang bij het Ministerie op een spoedige afhandeling,
ook van de zijde van ons college, is tot op heden nog geen nader bericht ont
vangen
Behoudens laatstgenoemde wettelijke mogelijkheid, alsmede de eveneens
in de Lager-onderwijswet 1920 opgenomen bevoegdheid voor de bijzondere school
besturen om aan Gedeputeerde Staten verhoging van het door de Raad vastgestelde
bedrag per leerling te vragen, is het uitgangspunt van de Lager-onderwijswet
dat de bijzondere scholen met het voor de openbare school of scholen vastge
stelde bedrag per leerling eveneens hun exploitatie sluitend moeten kunnen
krijgen.